zaterdag 20 november 2021

HUIZENJACHT

Het herenhuis in Limburg bleek een bouwval te zijn. Wèl met een enorme lap grond erachter die veel waard zou zijn. I. die ons helemaal naar het zuiden gereden had keek mij veelbetekenend aan toen de makelaar het interieur toonde. ‘Dat wordt een 100-jaren plan’, fluisterde hij. De parketvloer op de begane grond was gewoon zeil met een motiefje. Overal zag je vochtplekken, de plinten zaten los van de muur, de deurposten waren half vergaan.


De 1ste verdieping was, vreemd genoeg, enigszins opgeknapt, waarschijnlijk voor de foto om kopers te lokken. Muren en plafonds waren wit geschilderd, de badkamer was netjes geïnstalleerd maar toch bood het geheel een armoedig aanzicht. De zolder was een drama, je kon door de dakpannen de blauwe lucht zien. Want het was wel prachtig weer. De zogenaamde stallen hadden geen dak, de vloeren bestonden uit aangestampte aarde. De mooie tuin rechts van het pand hoorde er niet bij. Terwijl elk normaal mens terugdeinst bij het zien van het krot, wordt HS juist enthousiast. Hij kan er namelijk zijn ‘spullen’ kwijt.

Later op de dag betraden we, voor een plaspauze, het cafeetje aan de overkant. De uitbater wist wel het één en ander over het herenhuis te vertellen. Hij was oud genoeg om zich te herinneren dat NSB-ers tijdens de oorlog, alle waardevolle spullen uit het huis haalden. Kostbaar porselein enzo. Ik zag het voor me. Ratachtige types met als hoogste doel andermans bezittingen naar hun hol slepen. ‘Bij zware regenval’, zei de man, ‘loopt al het water onder de deur het pand in.’ Dat had de makelaar ons niet verteld. Er liep een vaste klant de tent binnen. Een klein menneke met een snor. Hij hoorde dat wij op huizenjacht waren, dat HS kunstenaar was en zei met vet Limburgs accent: ‘Er staat een boerderij te koop aan de andere kant van de stad. Van een kunstenaar die vastzit wegens dubbele moord.’

Wordt vervolgd


De stamgast tekende op een papiertje hoe we het beste naar de boerderij konden rijden. HS is opgeleid als beeldhouwer maar heeft in het verleden ook ijzer gesmeed. Volgens de uitbater kwam er mèt de boerderij ook een smederij. Perfect! ‘Bovendien’, zei het menneke,’komen er duizenden auto’s per dag langs. Goed voor de klandizie.’ Duizenden auto’s, ik fronste mijn wenkbrauwen, en welke klandizie?  Gingen we nu langs een snelweg wonen in een huis van een moordenaar die waarschijnlijk volgens Nederlands recht over 6 jaar weer op vrije voeten zou zijn? En iets verkopen langs de weg? Ik had het gevoel dat dit een kant op ging die me helemaal niet aanstond. 

HS had zich al aan me geërgerd. Hij vond me bij voorbaat negatief. Neem nu het vervallen herenhuis. Het dak, de vloeren, plinten enzovoorts waren toch details. En sinds wanneer had ik verstand van techniek? HS zelf had toch een veel betere kijk op dat soort zaken.

Wordt vervolgd


I. stond aan mijn kant maar tegenover HS hield hij zich op de vlakte. Terwijl ik een medestander nodig had. Iemand die luid en duidelijk zou zeggen, HS dit is gekkenwerk. ‘Laten we maar even naar die boerderij gaan kijken’, zei I, die ook van het harmoniemodel is. ‘We komen hier toch niet meer terug’, fluisterde hij vals tegen mij. Ik sloeg mijn ogen ten hemel en we stapten in de auto. Rechtdoor, rechtsaf, na 4 stoplichten weer rechtsaf en dan is het tegenover het benzinestation. Op de hoek van de drukke verkeersweg zagen we de, het plaats delict. Hier had die zogenaamde kunstenaar twee mannen aan zijn mes geregen. Langs het oude huis, dat eigenlijk uit meerdere gebouwen bestond met middenin een binnenplaatsje, had de man een grote expositieruimte gebouwd. Het was niet helemaal af. Hij was natuurlijk geïnterrumpeerd door de politie die hem in de boeien sloeg.


Op de grond lagen twee plantjes en een kaarsje waarschijnlijk bedoeld ter nagedachtenis aan de slachtoffers. Aan de zijkant van de nieuwbouw lagen stapels oud hout waarover een grote boktor rende. Het hout was aangevreten door houtworm. Ik kreeg een onbehaaglijk gevoel en wist zeker dat ik hier nooit van mijn leven zou gaan wonen. Opeens was ik de mannen kwijt. Mijn God, zou de geest die I. achter de gordijntjes in het herenhuis had waargenomen, nu al hebben toegeslagen? Toen ik nog eens goed om me heen keek, zag ik ze allebei in de bosjes wateren. Ik liep alvast naar de auto want ik wilde naar huis. Wat deed ik hier in godsnaam?



I. reed in een bestelbusje met plaats voor ons drieën op de voorbank. HS zat in het midden en viel al snel in slaap. De narcolepsie veroorzaakt niet alleen slaperigheid maar ook hallucinaties. Wij probeerden een bordje te vinden dat ons uit het stadje zou dirigeren. We zagen Sittard en Heerlen maar niet Weert of Eindhoven. Het leek wel of we rondjes bleven rijden. Op een geven moment bevonden we ons binnen de stadsgrenzen van Heerlen. Nergens werd Weert aangegeven. We zochten wel een half uur naar de juiste bewegwijzering. Tenslotte vroeg I. de weg aan een Marokkaanse Limburger. Via een parallelweg zaten we eindelijk in de juiste richting. We reden langs een bord waarop EINDHOVEN stond een een pijl rechtdoor. Hè, hè, ik kon achterover zakken en de Flair gaan lezen die op het dashboard lag. Ik zag aan I’s gezicht dat hij ook aan het einde van zijn latijn was. Het was nu een kwestie van rechtdoor rijden. Er daalde een weldadige rust over ons. 

HS zat af en toe in zijn dromen te schokschouderen en te stoten met z’n ellebogen. Een gevecht tegen imaginaire vijanden. Hij brabbelde wat: ‘Welkom in België.’ Zwijgend reden we verder. ‘Waarom zitten we in België? ‘, vroeg HS. ‘We rijden richting Eindhoven, naar huis’, zei ik geduldig. Het viel me wel op dat we langs een hele saaie weg reden. Alle bomen hadden dezelfde hoogte, het wegdek werd steeds slechter. En… elke auto had een wit nummerbord met rode letters. HS had gelijk, we zaten in België. Brussel was dichterbij dan Amsterdam. Hoe was dat nu weer gebeurd? 

I. keerde bij de eerste de beste afslag. Een half uur later reden we opgelucht Nederland binnen. Toen we Heerlen passeerden zei I, onze chauffeur: ’Zag je dat? Die spookvrouw uit het Psychohuis vloog zo het raam uit. We zijn verlost.’ En inderdaad, ik zag haar witte, wapperende jurk verdwijnen in het glooiende landschap.

trekken. 


OLD BEFORE MY TIME GREGG ALLMAN

 Old before my time Gregg Allman

There is a long hard road follows for behind me

It's so cold I’m about to die

Chasing a dream around the world it's got me feeling down

Though it use to make me high

Looking for answers searching for the truth

In an ocean of lies

Trying to find a reason to make the hole thing right

Will make you old before your time

When I was younger, I thought I ruled the world

It was an oyster at my feet

Dancing to my own drum, fishing out the pearl

Yes I would have been  more discreet

I've lived a lifetime, acting out a part

It's been a long uphill climb

now all the things that use to mean so much to me

Has made me old before my time

Wondering aimlessly, wondering down

Would it ever be much different now

Remind me of the past, I slip into a dream

Funny things ain't never what they seem

Living like children, never doing what we are told

Would not hesitate to take a chance

That road behind me now was paved with fool’s gold

It's almost time for the victory dance

No more feeling guilty, for things I never did

Feeling nothing for my crime

Living like a gypsy, dreaming like a kid

It makes me old before my time

There is a long hard road, it lies so far behind me


Midnight Rider

Well, I've got to run to keep from hiding

And I'm bound to keep on riding

And I've got one more silver dollar

But I'm not gonna let them catch me, no

Not gonna let 'em catch the midnight rider

And I don't own the clothes I'm wearing

And the road goes on forever

And I've got one more silver dollar

But I'm not gonna let them catch me, no

Not gonna let 'em catch the midnight rider

And I've gone by the point of caring

Some old bed I'll soon be sharing

And I've got one more silver dollar

But I'm not gonna let 'em catch me, no

Not gonna let them catch the midnight rider

No I'm not gonna let 'em catch me, no

Not gonna let them catch the midnight rider

No, I'm not gonna let 'em catch me, no

I'm not gonna let them catch the midnight rider

But I'm not gonna let 'em catch me, no

Not gonna let them catch the midnight rider

 Een waf-waf nov 2020

Ik dacht: ik moet mezelf aanleren positiever te denken. Ik concentreer me veel te veel op wat ik niet heb dan wat ik wel heb. Ik keek naar lady C’s programmaatje waarin ze vragen van kijkers beantwoordt. ‘Bent u verbitterd of rancuneus over bepaalde mensen die u niet fatsoenlijk hebben behandeld?’

‘ Nee, een mens heeft dromen die vaak niet uit komen. Dat overkomt iedereen. Iets graag willen hebben maar dat onbereikbaar is. Wie kent dat niet. Zo is het leven. Ik heb mijn portie wel gehad met mijn narcistische moeder en kwaadaardige ex-echtgenoot. Ik ben niet rancuneus. Mijn leven is anders gelopen dan ik gedroomd heb. Maar ik richt me nu op wat ik wel heb. Ik ga niet verbitterd mijn graf in.’

Ja, dacht ik, zo gaat het bij de meeste mensen. Er zijn er toch weinig wiens dromen uitkomen. Als kind had ik positieve verwachtingen. Maar mijn leven is totaal niet verlopen zoals ik dat graag gezien had. Het is niet anders. Je hebt het maar te slikken. Bovendien is niet alles negatief geweest. Op dit moment heb ik het eigenlijk beter dan ooit. Ik woon alleen in een prachtig huis in een fantastische omgeving en er is niemand die aan mijn kop zeurt. Of iets afkeurt of ongevraagd advies geeft. Of constante aandacht nodig heeft. Niemand die mij vertelt hoe ik mijn huisje inricht. Ik mag doen wat ik wil. En ik hoef godzijdank niet meer te werken. Dus, positief denken in plaats van malen over het verleden. Ik geloof niet dat de mens een vrije wil heeft. Je kunt wel een doel in je leven hebben maar er zijn altijd blokkades, spelbrekers en natuurrampen. En niet vergeten de hormonen die je allerlei richtingen opsturen. Die zijn de baas. Het dierlijk instinct overheerst omdat wij gewoon zoogdieren zijn. Je hebt niets te willen. Je kunt jezelf wel trainen om luchtiger over de mislukkingen te denken. Ik heb mijn best gedaan maar het leven neemt voortdurend grillige wendingen.

Dus ik oefenen. Ik ga met een grote boog om negatieve types heen en denk ‘happy thoughts’. Dus wandelde ik met Missy in het zonnetje. Missy huppelt altijd, ruikt dan een minuut aan een grassprietje. Ze heeft niets met andere honden. Wel met mensen. Ze loopt op iedereen af die ons tegemoet komt alsof het een bekende is. Op de brug passeerden we een vrouw met een peutertje in een wandelwagentje. Ze wees met haar kleine vingertje naar Missy. Dat vind ik ook zo knap van die kleintjes. Ze begrijpen het concept van wijzen. De vrouw zei: ‘Ja, dat is een waf-waf.’ Ze liep door en ik hoorde haar herhalen: ‘Dat is een waf-waf.’ Ik wilde haar na roepen: ‘Het is een hond!’ Waarom zou je een kind eerst verkeerde termen aanleren? Een broem-broem, een tuf-tuf, een gangbang. Dat vind ik zo absurd. Zat ik me toch weer te ergeren. Ik was boos-boos om die dom-dom. Vlug aan iets positiefs denken. Ik begon zachtjes te zingen: ‘Shiny, happy people.’ Daarna drie keer goed in- en uitademen. Ik wil een cursus Hoe negeer ik alles dat me niet aan staat. Het moet te leren zijn. Ik ga toch echt niet vreemde mensen corrigeren. Dat is een no-no. 




HET GEKKENHUIS

 8 december 2008


Begin jaren 80 woonde ik in Amerika met mijn Amerikaanse vriend K. net boven New York. Zijn zus was cum laude geslaagd voor de New Yorkse kokschool en had stage gelopen bij een beroemde chef-kok in Frankrijk. Ondanks je diploma begin je onderaan. Sla wassen. Zij werd door de andere medewerkers voortdurend belachelijk gemaakt omdat ze een vrouw was, Amerikaanse en een accent had. Ik vond het al heel wat dat ze zo snel Frans had geleerd. Ze was super ambitieus en liet zich niet kisten door die Franse kikkers.

Toen ze terug was in Amerika wilde ze haar eigen restaurant beginnen met haar broer. Zij vroeg of wij mee wilden helpen.

We vlogen met drie katten naar Amerika. De diertjes waren gewend aan een woning in de Jordaan driehoog. Ze kwamen terecht in een wildernis en we zagen ze nauwelijks. Altijd op jacht. Elke ochtend lag er bij de voordeur een dode muis, een onthoofde mol of een babykonijntje. Overdag sliepen de katten natuurlijk.

Het hele avontuur werd een fiasco. Achteraf dacht ik: waarom heb ik Amsterdam verruild voor dit achterlijke gat waar je altijd en eeuwig van de auto afhankelijk bent. Ik lijk wel gek, ik vertrek.

Het hele gebeuren zou spannende tv-beelden opgeleverd hebben. We woonden met z’n vieren in een huis en de spanning was om te snijden. De familie had namelijk de gewoonte, als hen iets niet beviel, je dood te zwijgen. Veel passief-agressiever kan het niet.

Ik kende het ook van mijn moeder. Boos, niets zeggen maar alleen snuiven. Ik had haar door elkaar moeten rammelen: Trek je bek open. Je wordt er heel agressief van.

Toen mijn moeder overleed vonden we een heel pak brieven die ik destijds naar mijn ouders in Nederland heb gestuurd. Ik durfde ze nooit te lezen want het was het verhaal van mijn ondergang zonder dat ik het zelf door had. Ik was de musicus op de Titanic.

(Het is daarna wel goed gekomen. Niet verzopen)

Nu vatte ik toch de moed samen om een blik te werpen op mijn schrijfsels. Wij waren net aangekomen in de VS en moesten nog acclimatiseren. 

Ik schrijf over zus V: - V was toen we aankwamen in een afschuwelijk humeur. Broer M. zei dat hij haar al maanden niet eens zag glimlachen. Als je wat tegen haar zei vatte ze het altijd verkeerd op, meestal als kritiek of een belediging. Er vielen ijzige stiltes zodra zij de kamer binnen kwam.

Hun pa schijnt precies hetzelfde gedrag hebben vertoond en M. vertelde dat hun oudste broer C.soms twee maanden weigerde zijn mond open te doen.-

Die zus kon trouwens wel fantastisch koken. Ik herinner me een chocoladetaart met een vanillesausje. Nog nooit zoiets lekkers geproefd.

En dat was pas het begin. Ik geloof dat ik het drie jaar uitgehouden heb. Ik besefte ook dat ik helemaal niet geschikt ben voor de horeca. Die idiote Amerikanen vinden het doodnormaal dat je 6 dagen werkt, 12 uur per dag.

Die toenmalige vriend K. deed ook aan de silent treatment. De eerste keren raakte ik er helemaal van in de war. Het is emotionele mishandeling. Op een keer was het weer zover. Toen heb ik gezegd:’ Als je me dat nog een keer flikt, donder je maar op. Wegwezen.’

K:’ Ja, maar mijn vader ...

Ik: ‘Je vader interesseert me geen ene bal. Het is afgelopen uit.’

Hij heeft het nooit meer gedaan. Zó.




Mijn kamer lag aan het einde van de gang. Ik was een van de weinigen met een eigen ruimte. Dat was een van mijn voorwaarden geweest voor opname.

In het ziekenzaaltje werden bewoners van de psychiatrische inrichting behandeld. En sinds kort werkten er ook een internist en psycholoog die gespecialiseerd waren in eetstoornissen. 

Het was eigenlijk een klein ziekenhuisje op het terrein vol 18e eeuwse gebouwen waar de vaste bewoners al jaren hun leven sleten. Uit huis geplaatste mensen met het syndroom van Down, dementerende ouderen, volwassen mannen met een minimum aan hersens met dwangmatig gedrag, psychotische jongeren. En figuren waarvan je geen idee had wat hen mankeerde. Ze functioneerden niet in de maatschappij en hadden zorg nodig. De een was zo geboren, de ander was beschadigd door een traumatische gebeurtenis.

Tijdens de kofiiepauze waren de tafels die voor het ontbijt aan elkaar waren geschoven, weer gezellig apart gezet met een kleedje en een vaasje met bloemen. De medewerkers waren 'normale' jongeren die een alledaags leven leiden. 'sOchtends kwamen ze op de brommer aanrijden. Sommigen waren verloofd en bezig met hun uitzet. Of bespraken wat ze die avond zouden eten. Ze hadden plannen voor de inrichting van hun huis als ze eenmaal getrouwd waren. Bespraken 'de eethoek'. Zo doodnormaal allemaal vergeleken met de patienten wiens leven vooral in hun hoofd afspeelden. De een hinkte van de ene gedachte op de andere, de volgende was geobsedeerd door de schaal met suikerklontjes en de Downers brabbelden in een onverstaanbare taal tegen elkaar.

Er waren nog twee andere vrouwen met anorexia opgenomen die een andere strategie hadden dan ik. De een at met veel moeite, meestal huilend een bakje yoghurt. Zij lag op de hartbewaking achter glazen ramen zodat ze altijd in het zicht was. Ze zag er uit als een pas geboren vogeltje dat uit het nest was gevallen. De ander at heel voorzichtig een boterhammetje en klampte zich vast aan het personeel. Ze ratelde aan een stuk door. Ik had de strijd opgegeven. Werkte alles naar binnen wat me werd voortgezet en wachtte op een wonder. In plaats daarvan werd ik gedreven door angsten die uiteindelijk leiden tot zelfmoordgedachten. Ik was niet in staat tot sociaal contact en had me het liefst op mijn kamer opgesloten.

De maaltijden werden verplicht samen genuttigd want dat was 'een sociaal gebeuren'. Lange rijen tafels met verwarde types die alles behalve in staat waren tot een gesprek maar leefden in een parallele wereld. In het kader van 'normaliseren'. 

Tijdens de koffiepauze zat er altijd een man met wit haar en een witte baard aan tafel. Elke ochtend kreeg hij een baal wol aangereikt. Een kluwen van verschillende kleuren bollen wol. Die hij zwijgend, op een dag was hij zonder aanwijsbare reden opgehouden met praten, uit elkaar haalde tot hij op het eind van de dag 10 bolletje wol voor zich had liggen. Het ritueel herhaalde zich elke dag. Ik begreep het wel. Het was voor hem de enige manier om een soort orde in zijn leven te scheppen. De warboel in zijn geest was niet te ontrafelen. Het dag in dag uit ontwarren van een berg wol was 'the next best thing'. 

Een overlevingsmechanisme waar je heel oud mee kunt worden. De meeste van ons hadden niet zo'n hulplijn. De een werd gestuurd door dwanghandelingen, de ander leefde op verre herinneringen en vroeg aan mij: 'Ben je met de auto? Wanneer gaan we naar huis?'. Voor de vaste bewoners was het meer een uitje. Even extra vertroteld worden, persoonlijke aandacht die ze in hun slaapzalen in de inrichting node misten. Voor ons, de anorexia patienten, was het de laatste hoop die al snel de grond in werd geslagen.

De Zwiterse internist was een blaaskaak die mij een half uur in mijn blootje liet zitten. Tijdens het lichanelijk onderzoek werd hij weggeroepen. De psycholoog reageerde op mijn suicidale gevoelens met: 'Jij wilt niet beter worden, hé.'

Mijn gezonde verstand dat toch nog ergens aanwezig was maar waarop ik niet meer durfde te vertrouwen, had eigenlijk gelijk al in de gaten dat ik te maken had met beunhazen die een gat in de markt hadden gevonden. Die gedachte kon ik echter niet toelaten. 

Ik wilde ook een normaal leven met een brommer, verloofde en uitzet, bij wijze van spreken. Ik wilde ook alleen maar bezig zijn met mijn eethoek.


Eerlijk gezegd had ik altijd gegruwd van een burgelijk bestaan, ik had grotere ambities. Toch zat ik hier. Proberen een uitgang te vinden van een doodlopende weg. 

Volgende keer: De Behandeling


Het revolutionaire plan van de heren was eenvoudig. Straf/Beling.

Viel je af dan had je huisarrest. Je moest op je kamer blijven en alleen naar de eetkamer komen om te ontbijten, linchen en dineren.


Kwam je aan, of zoals zij dat noemde 'groeien', dan mocht je een half uurtje naar buiten.

Dit klonk volslagen kansloos. Iemand met anorexia valt niet te straffen. Dat doet zij al zelf. En er bestaat maar een beloning voor de anorexia: afvallen.


Maar deze heren presenteerden zichzelf als experts. Deskundigen, misschien wisten zij iets dat ons kon helpen.

Ik weet niet hoe lang De vrouw achter het glas was opgenomen. Zij was slechts een skelet met een doorschijnende huid waarop wit dons groeide. 

Een keer in de weken werden we gewogen. Het meisje achter het glas was alweer afgevallen. 'Ze huilde en zei: 'Hoe kan dat nou, hoe kan dat nou.' Voor straf naar haar aquarium. Nee, van enige vooruitgang zag je niets.

En ondertussen kwamen en gingen de patiënten. Wat hen ook mankeerde, geen van hen was in staat tot communiceren.  

Bij elke maaltijd kon je alles verwachten. Sommige patienten hadden geen rem en moesten gestopt worden na 8 boterhammen. Een ander stal een karbonaadje van zijn buurman en schokte dat snel naar binnen. Er roteerde of rouleerde ook aan magere bleke man rond de eettafel. Hij kon niet eens aan tafel zitten. Hij vatte het concept niet. Hij graaide een handvol suikerklontjes ut de pot en slokte het met een halve liter koffiemelk op.

DE VERHUIZING FROM HELL

 De Verhuizing

k ben met drie dingen tegelijk bezig. En dat voor iemand met de energie van een schildpad en dito uiterlijk. De derde verdieping is vrijgekomen dus er vindt een interne verhuizing plaats. Maar eerst moet alles inclusief de zolder, want die hoort er ook bij, hoera, geschilderd worden. Wat mij betreft wordt alles spierwit. Het kan ook zijn dat we volgende maand al het pand moeten verlaten want het staat in de verkoop. Dagelijks komen er geïnteresseerde kopers langs: jonge yuppen, dieseldikes, Israeli’s, zakenlui. Zo’n pandje in het centrum blijft, ondanks de zogenaamde economische crisis, gewild. 

Ook al ga ik er een stuk op vooruit wat woonruimte betreft, toch hoop ik dat zich snel een koper meldt met een grote zak geld, uiteraard. Eindelijk verlost van financiële problemen. HS wordt in augustus 65 jaar maar denkt dat hij het eeuwige leven heeft. Dat denken optimisten altijd, al lopen ze rochelend en hoestend de trap op. "Ach wat maakt het uit dat ik rook", zegt de optimist, "dan word ik inplaats van 98 jaar, 93 jaar." Ik ben pessimist en het zou me niet verbazen als pessimisten eerder doodgaan. Gewoon van het piekeren over eventuele gevaren. Zelfs als HS zijn huis verkoopt heb ik reden tot zorgen; hij kan niet met geld omgaan en hij vertrouwt mensen heel snel. 

Ik leerde in mijn cursus Zelfontplooiing dat ik andermans problemen niet de mijne moet maken. HS is de tegenpool van mij. Als wij bijvoorbeeld wandelen, wil hij altijd over een hek stappen op verboden terrein. Ik heb daar helemaal geen zin in. Ik ga over de gebaande paden, die zijn er niet voor niets.


Gisteren was ik even na werk op de tuin. De mollen hadden flink huisgehouden waardoor het grasmaaien bijna onmogelijk is. Ik stuit steeds op hobbels en heuveltjes. HS wil natuurlijk eeen elektrische maaier aanschaffen. ‘Dat mag niet’, zeg ik. Ik zit niet te wachten op conflicten met de tuincommissie. 

Tussen de bedrijven door ben ik ook nog mijn cv aan het pimpen. En aan het solliciteren. Ik las een rapportje over mezelf van het arbeidsburo waar ik niet vrolijk van werd. Het was eind jaren 90 opgesteld. Werk- en denkniveau: middelbaar, lees ik. Zij is voor de rest van haar leven aangewezen op gesubsidieerde arbeid, volgens de medewerker. Zo zie ik dat zelf helemaal niet. Ik sprak eens lang geleden een collega, een nogal dom typje dat 3x zoveel verdient als ik. "Ja maar ik heb een HBO-diploma." "En ik ben afgestudeerd aan de Universiteit des Levens", zei ik met Johnny van Doorn in mijn achterhoofd. Daar begreep ze natuurlijk niets van.

30 aug 2009

Omdat ik de persoonlijkheid van een wolaapje heb, raakte ik helemaal van slag door de onzekere woon- en niet te vergeten werksituatie. Vooral omdat HS en ik niet op één lijn zaten. De enige manier om de ernst van de situatie aan HS duidelijk te maken is door hysterie. Weken van hard werken naar een onduidelijk doel hadden zijn tol geëist. Onredelijk gedrag schijnt af en toe nodig te zijn. Heel hard gillen heeft meer effect dan vol redelijkheid blijven discussieren. Nee, ik ga niet naar Bali, Florida of Frankrijk. Ook niet naar Groningen, Noorwegen of Luxemburg. Amsterdam is te duur en eigenlijk heb ik genoeg van de stad. Zuid-Limburg dan, opperde HS. Kijk, dat klinkt beter. We spreken de taal, de huizen zijn betaalbaar, je kunt er boeken uit de bibliotheek lenen. Ik werd gelijk rustiger.

We vonden een woning vlakbij Maastricht voor een betaalbare prijs. Mèt een wijnkelder.Mij lijkt het wel wat. Genoeg ruimte voor logés. Ik heb alvast een afspraak met de makelaar gemaakt.

29 aug 2009

Ik ga er altijd prat op dat ik zo weinig spullen heb. Dat viel vies tegen toen ik afgelopen week verhuisde. Ik had al 10 zakken met rotzooi weggegooid en nog draafde ik trappen op en af met zakken kleding, boeken, papieren en onduidelijke dingen. Het liefst had ik alles bij het grof vuil gezet. Vooral uit mijn achterkamer kwam een troep die daar dus al jaren in kasten staat te niksen. Wat moet je ermee? Als ik dan eindelijk de knoop heb doorgehakt en onpraktische keukenrolhouders heb weggesmeten, vind ik het later terugbij HS. Hij is net een hond die alles opgraaft dat ik net begraven heb. Hijgend, kwijlend, kwispelend met z’n staart staat hij voor me. Kijk eens wat ik heb gevonden, zo’n handige keukenrolhouder. Neeeee! 

Ik was dan ook niet te genieten, ik geef het eerlijk toe. ’s Ochtends vroeg opstaan kasten uitruimen, naar werk, daarna sjouwen naar boven. Twijfelen of ik die rok zal bewaren. Gooi toch weg, die draag je nooit. Vergeet maat 38. Ondertussen liep HS voor mijn voeten. ‘Hou jij even die kabel vast, dan kijk ik beneden of hij het doet.’ Ik was gelijk mijn internetverbinding kwijt. Niets werkt onmiddellijk. Tierend en vloekend loop ik door het huis. HS neemt dat persoonlijk op. ‘Ik doe van alles voor je en dan is het nog niet goed.’ Sorry, ik ben gewoon een beetje overspannnen en ook oververmoeid.

De 3e verdieping is trouwens een genot, licht en ruim. En zelfs het armetierig zoldertje is voor mij een rustpunt. Er staat een zitbadje dat HS er uit wilde slopen maar ik vind het ontspannend badderen. Als ik in het bad sta, kijk ik over de daken van Amsterdam. Wat een luxe. Jammer dat we over 2 en 1/2 maand weg moeten wezen en nog geen ander onderdak gevonden hebben. HS wil in Frankrijk een huis kopen en zoekt op internet. Of in Florida, Luxemburg of Bali. Elke dag komt hij met een ander plan. En als rasoptimist ziet hij geen problemen. Ik zie allerlei praktische bezwaren. Dus de toekomst is zeer onzeker.  

Afgelopen woensdag bezochten we Hoorn. We zouden een gerenoveerd boerderijtje bekijken ergens op het platteland. We zijn er nooit aangekomen omdat de bus slechts 1 keer per dag rijdt. Dus hebben we er maar een dagje Hoorn van gemaakt. 


20 aug 2009

Bij de pont in IJmuiden stond een groepje meiden. ‘Wat is die generatie toch lang’, dacht ik. Ze waren stuk voor stuk minstens 1.80 m. Toen ik in 2002 mijn vriendin I. in Amerika bezocht, viel het me al op dat de mensen die ik ontmoette, moesten bukken om mij te begroeten. Ik voelde me voor het eerst van mijn leven een dwerg. 

Tijdens het verhuizen kwam ik de complete Modermismen tegen van Kees van Kooten. Af en toe lees ik een stukje om mijn buikspieren te trainen. Ik moet er hardop om lachen. Hij schrijft ook over de lengte van onze en de nieuwe generatie.

– Een vader die 1.68 m mat, ontleende daar nog ruim voldoende gezag aan en het sprak vanzelf dat het gezinshoofd levenslang de langste bleef.- 

En over vroeger,

– Als ik het mij goed herinner, mocht je toen met een lengte van 1.63 m al bij de politie. Meisjes moesten daarvoor minimaal 1.59 m meten, maar zulke lange slierten zag je maar zelden. Ga maar na: Brigitte Bardot was destijds 1.51, Simone Signoret mat 1.48 en Edith Piaf haalde, op hoge hakken, krap 98 centimeter-

Nu racisme niet meer bestaat (op MTV gaan er net zoveel real life soaps over steenrijke blanken als zwarten. De laatsten voornamelijk rijk geworden in de rapindustrie) is discriminatie verlegd naar andere zondebokken: kleine mannen. Jonge miljonairs worden op tv geholpen met het zoeken naar de juiste partner door een gebotoxte bitch. Ze interviewt dames terwijl de heren achter een éénrichtingsspiegel meekijken. De ene miljonair is mooie zwarte man, de ander een klein blank ventje. De bitch zegt: ‘Ik heb een man in de aanbieding, miljonair met een fantastisch huis en een eigen bedrijf. Hij is zwart, is dat een probleem’ Nee, hoor, helemaal niet. De ander miljonair enzovoorts, hij is 1.78 m. Gedverdemme, nee dat trekken de dames niet. En dat is iets wat je met al het geld in de wereld niet kunt veranderen, je lengte. Die golddiggers waren zelf natuurlijk allemaal zo’n 1.85 m.


20 aug 2009

Je kunt niet verwachten dit je binnen drie maanden een nieuwe woning hebt gevonden die voldoet aan al je eisen. HS is vooral gecharmeerd van bouwvallen en opslagruimte terwijl ik een prettig huisje voor ogen heb in een mooie omgeving. Via Woningnet zoek ik een eenvoudige benedenwoning met tuin in Amsterdam. Ik kan de katten niet op een flatje zetten. HS heeft soms wel 2 nieuwe ideeën per dag. Zo wilde hij afgelopen zaterdag in IJmuiden gaan zoeken. Op internet zagen we aardige pandjes maar het leek me verstandig eerst de sfeer in die stad te snuiven.  We namen de vleugelboot die je in een klein half uurtje naar IJmuiden draagt. De omgeving was precies zo lelijk als ik me altijd had voorgesteld. De buurtjes met uitsluitend laagbouw hadden iets armoedigs, een beetje de Schilderswijk in Den Haag in de jaren 60. Wij konden geen stadskern vinden. Wel een winkelcentrum waar afgekeurde Hell’s Angels met hun bejaarde groupies rondhingen. Bovendien is de omgeving ook zeer onaantrekkelijk. Om een uur of 17.00 uur kwam de stank van zwavel onze neuzen in. Dat deed de deur dicht. 

HS had nu iets op het oog in Alkmaar en Zuid-Frankrijk. Ik merk het wel.


10 aug 2009

Zolang ik in deze fantastische straat woon, is het hier een lawaai van jewelste. Er zijn huizen gesloopt, gebouwd, er is een tram aangelegd (een wonder van techniek maar wat er allemaal bij komt kijken. Helse machines die een enorme herrie voortbrengen. Overal in de straat staan de onvermijdelijke groepjes gepensioneerde mannen met de handen op de rug die naar werkzaamheden kijken) en er zijn ook nog een paar pandjes de lucht in gegaan. gaslek  Sinds vorige maand worden de huizen naast ons gepulst. In één moeite door graaft men er ook kelders. Het klinkt of het werk met de hand wordt gedaan, van 8-tot 16.00 uur is men bezig met een pneumatische boor. Alleen tussen 12.30 en 13.00 uur is het rustig, schafttijd. Ik heb het gevoel of ik al 13 jaar op een bouwplaats woon. De straat wordt steeds chiquer, alcoholisten en heroïnehoertjes zijn dood of weggejaagd naar een ander deel van de stad. 

Toen HK hier kwam wonen, in 1985, was het de afvoerput van Amsterdam. HK werd regelmatig aangesproken door junkiedames die op hakken waggelend over de rijweg liepen. ‘Schat, ga je mee?’ Hk: ‘Sorry, ik moet werken.’ Aan het begin van de Czaar Peter stond een groepje biero’s dat elke langsfietsende vrouw voor Hoerrr! uitschold, en alle mannen voor Homo’s! Dat waren de enige termen die in hun aangetaste hersens naar boven kwamen drijven. Toch werd er geprotesteerd bij de aanleg van de tram. De straat werd door oude bewoners symbolisch ten grave gedragen onder het motto: vroeger was alles beter. Toevallig hebben wij vroeger meegemaakt, het was een armoedig zootje maar daar geven sommige mensen de voorkeur aan. Een oude kennis die hier verderop woont, schreeuwt altijd naar de bewoners van de nieuwbouw: Kapitalistische yuppen! Ongelofelijk dat er nog altijd mensen zijn die blijven geloven in het communistische systeem. 

Laatst verscheen er een nieuwe alcoholist in de straat. Hij komt meestal op vaste tijden langs, 19.00 uur ’s avonds en schreeuwt: ‘Ik weet wat vriendschap is!’ Ik heb de neiging om terug te schreeuwen: ‘Vriendschap is ophouden met drinken!’ En HS en ik passeerden zaterdag een oudere Surinaamse man die dreigend zei: ‘Ik heb vandaag een hele korte lontje.’ Ik wilde zijn grammatica nog verbeteren maar zag er toch maar vanaf. We hebben geleerd deze mensen vooral niet in de ogen te kijken. 


12 sept2009

Het herenhuis in Limburg bleek een bouwval te zijn. Wèl met een enorme lap grond erachter die veel waard zou zijn. I. die ons helemaal naar het zuiden gereden had keek mij veelbetekenend aan toen de makelaar het interieur toonde. ‘Dat wordt een 100-jaren plan’, fluisterde hij. De parketvloer op de begane grond was gewoon zeil met een motiefje. Overal zag je vochtplekken, de plinten zaten los van de muur, de deurposten waren half vergaan. 

De 1ste verdieping was, vreemd genoeg, enigszins opgeknapt, waarschijnlijk voor de foto om kopers te lokken. Muren en plafonds waren wit geschilderd, de badkamer was netjes geïnstalleerd maar toch bood het geheel een armoedig aanzicht. De zolder was een drama, je kon door de dakpannen de blauwe lucht zien. Want het was wel prachtig weer. De zogenaamde stallen hadden geen dak, de vloeren bestonden uit aangestampte aarde. De mooie tuin rechts van het pand hoorde er niet bij. Terwijl elk normaal mens terugdeinst bij het zien van het krot, wordt HS juist enthousiast. Hij kan er namelijk zijn ‘spullen’ kwijt.

Later op de dag betraden we, voor een plaspauze, het cafeetje aan de overkant. De uitbater wist wel het één en ander over het herenhuis te vertellen. Hij was oud genoeg om zich te herinneren dat NSB-ers tijdens de oorlog, alle waardevolle spullen uit het huis haalden. Kostbaar porselein enzo. Ik zag het voor me. Ratachtige types met als hoogste doel andermans bezittingen naar hun hol slepen. ‘Bij zware regenval’, zei de man, ‘loopt al het water onder de deur het pand in.’ Dat had de makelaar ons niet verteld. Er liep een vaste klant de tent binnen. Een klein menneke met een snor. Hij hoorde dat wij op huizenjacht waren, dat HS kunstenaar was en zei met vet Limburgs accent: ‘Er staat een boerderij te koop aan de andere kant van de stad. Van een kunstenaar die vastzit wegens dubbele moord.’

Wordt vervolgd


12 sept 2009

De stamgast tekende op een papiertje hoe we het beste naar de boerderij konden rijden. HS is opgeleid als beeldhouwer maar heeft in het verleden ook ijzer gesmeed. Volgens de uitbater kwam er mèt de boerderij ook een smederij. Perfect! ‘Bovendien’, zei het menneke,’komen er duizenden auto’s per dag langs. Goed voor de klandizie.’ Duizenden auto’s, ik fronste mijn wenkbrauwen, en welke klandizie?  Gingen we nu langs een snelweg wonen in een huis van een moordenaar die waarschijnlijk volgens Nederlands recht over 6 jaar weer op vrije voeten zou zijn? En iets verkopen langs de weg? Ik had het gevoel dat dit een kant op ging die me helemaal niet aanstond. 

HS had zich al aan me geërgerd. Hij vond me bij voorbaat negatief. Neem nu het vervallen herenhuis. Het dak, de vloeren, plinten enzovoorts waren toch details. En sinds wanneer had ik verstand van techniek? HS zelf had toch een veel betere kijk op dat soort zaken. 

I. stond aan mijn kant maar tegenover HS hield hij zich op de vlakte. Terwijl ik een medestander nodig had. Iemand die luid en duidelijk zou zeggen, HS dit is gekkenwerk. ‘Laten we maar even naar die boerderij gaan kijken’, zei I, die ook van het harmoniemodel is. ‘We komen hier toch niet meer terug’, fluisterde hij vals tegen mij. Ik sloeg mijn ogen ten hemel en we stapten in de auto. Rechtdoor, rechtsaf, na 4 stoplichten weer rechtsaf en dan is het tegenover het benzinestation. Op de hoek van de drukke verkeersweg zagen we de, het plaats delict. Hier had die zogenaamde kunstenaar twee mannen aan zijn mes geregen. Langs het oude huis, dat eigenlijk uit meerdere gebouwen bestond met middenin een binnenplaatsje, had de man een grote expositieruimte gebouwd. Het was niet helemaal af. Hij was natuurlijk geïnterrumpeerd door de politie die hem in de boeien sloeg. 


Op de grond lagen twee plantjes en een kaarsje waarschijnlijk bedoeld ter nagedachtenis aan de slachtoffers. Aan de zijkant van de nieuwbouw lagen stapels oud hout waarover een grote boktor rende. Het hout was aangevreten door houtworm. Ik kreeg een onbehaaglijk gevoel en wist zeker dat ik hier nooit van mijn leven zou gaan wonen. Opeens was ik de mannen kwijt. Mijn God, zou de geest die I. achter de gordijntjes in het herenhuis had waargenomen, nu al hebben toegeslagen? Toen ik nog eens goed om me heen keek, zag ik ze allebei in de bosjes wateren. Ik liep alvast naar de auto want ik wilde naar huis. Wat deed ik hier in godsnaam?


I. reed in een bestelbusje met plaats voor ons drieën op de voorbank. HS zat in het midden en viel al snel in slaap. De narcolepsie veroorzaakt niet alleen slaperigheid maar ook hallucinaties. Wij probeerden een bordje te vinden dat ons uit het stadje zou dirigeren. We zagen Sittard en Heerlen maar niet Weert of Eindhoven. Het leek wel of we rondjes bleven rijden. Op een geven moment bevonden we ons binnen de stadsgrenzen van Heerlen. Nergens werd Weert aangegeven. We zochten wel een half uur naar de juiste bewegwijzering. Tenslotte vroeg I. de weg aan een Marokkaanse Limburger. Via een parallelweg zaten we eindelijk in de juiste richting. We reden langs een bord waarop EINDHOVEN stond een een pijl rechtdoor. Hè, hè, ik kon achterover zakken en de Flair gaan lezen die op het dashboard lag. Ik zag aan I’s gezicht dat hij ook aan het einde van zijn latijn was. Het was nu een kwestie van rechtdoor rijden. Er daalde een weldadige rust over ons. 

HS zat af en toe in zijn dromen te schokschouderen en te stoten met z’n ellebogen. Een gevecht tegen imaginaire vijanden. Hij brabbelde wat: ‘Welkom in België.’ Zwijgend reden we verder. ‘Waarom zitten we in België? ‘, vroeg HS. ‘We rijden richting Eindhoven, naar huis’, zei ik geduldig. Het viel me wel op dat we langs een hele saaie weg reden. Alle bomen hadden dezelfde hoogte, het wegdek werd steeds slechter. En… elke auto had een wit nummerbord met rode letters. HS had gelijk, we zaten in België. Brussel was dichterbij dan Amsterdam. Hoe was dat nu weer gebeurd? 

I. keerde bij de eerste de beste afslag. Een half uur later reden we opgelucht Nederland binnen. Toen we Heerlen passeerden zei I, onze chauffeur:’Zag je dat? Die spookvrouw uit het Psychohuis vloog zo het raam uit. We zijn verlost.’ En inderdaad, ik zag haar witte, wapperende jurk verdwijnen in het glooiende landschap.

Thuis gekomen trok ik me terug en overdacht waarom ik me zo opgefokt voelde. Het was de afhankelijkheid van anderen, realiseerde ik me. En het daarmee gepaard gaande gebrek aan controle waar ik allergisch voor ben. Ik besloot mijn eigen plan te trekken. 


25 okt 2009

‘Ik dacht dat jij niet op IJburg wilde wonen.’ 

‘Juist wel, dat was toch ons oorspronkelijke plan, als jij je huis verkocht had, huren we een woning op IJbrug voor een jaar.’ 

‘Jij communiceert ook slecht.’ 

‘Ja, omdat jij de ene keer naar Zuid-Limburg wil, dan naar Luxemburg, Groningen, Almere, Zaandam. Cyprus heb ik voorbij horen komen.’ 

‘Niet overdrijven. Dus je vindt die steigerwoningen wel wat?’ 

‘Ik zeg: doen.’

17 okt 2009

Ik onderschat de stress die onzekerheid veroorzaakt. Ik merk het pas als ik op de bank in slaap val en met bonzend hart wakker word. Ik bedenk dan wat ik allemaal nog moet doen terwijl we over een maand moeten verhuizen. En nog niet weten waarheen. Mijn huis, de tuin, mijn werk. Kan de vakantie nog wel door gaan want als ik ergens behoefte aan heb, is het aan flaneren over de boulevard van Madeira. Het zwaarst, in dit soort situaties, is als je geen actie kunt ondernemen. What to do, what to do? Alvast verhuisdozen halen bij de Praxis? Dat heb ik één keer gedaan, 5 dozen vervoeren met het openbaar vervoer. Een nachtmerrie. Even googlen, bezorgen van 50 verhuisdozen, met gratis bubbeltjesspul en plakband. Redelijke prijs en ik kan alles alvast zaadklaar maken zodat de verhuisjongens, op de grote dag, de rest kunnen doen. 


HS leest een krantenartikel uit 1949 waarin vermeld wordt dat de burgemeester van Landsmeer gearresteerd is. Het bijna vergane stukje papier hangt aan de muur op zolder. Even op internet opzoeken waarom de man is opgepakt. Ja hoor, fout in de oorlog. Met dat gegoogel ben je zo weer een paar uur verder. Ik weet nu alles over Landsmeer

20 okt 2009

Gisteren bekeek ik een woning aan de Jozef Israelskade. Een mooie omgeving, prachtig uitzicht, weinig verkeer. De woning was minder. Drie hokjes, klein keukentje en douche, volkomen kaal. Wèl een grote tuin maar op het noorden dus erg donker. Bovendien staat er een rij grote bomen rechts die elk eventueel licht wegnemen. Tuin verder, uiteraard, geheel betegeld. Ik sta nummer 13 maar er kwamen maar weinig mensen opdagen. De meeste vertrokken ook gelijk. Ik heb de woning, in principe, geaccepteerd. Nu maar afwachten of ik hem krijg. 

14 okt 2009

Ik betrapte een zakkenroller op de Dappermarkt, op heterdaad. Het was eigenlijk een hele zielige man. Hij stond aan een stalletje zogenaamd geïnteresseerd naar de uitgestalde waren te kijken. Tegelijkertijd liet hij zijn hand in de tas van de dame naast hem zakken. Eerst dacht ik, Horen ze bij elkaar? Maar toen hij wegliep besefte ik te maken te hebben met een pickpocket waarvoor via speakers op de markt gewaarschuwd wordt. Beware of pickpockets. Ik gelijk erop af (ik lijk mijn moeder wel). ‘Mevrouw, er zat een kerel in uw tasje te graaien.”Ik vermoedde al zoiets, maar ik heb nog alles’, zei ze. Daarna volgde ik de sjofele kerel die naar een vers slachtoffer zat te loeren. ‘Ik zag wel wat u deed’, zei ik tegen de verbouwereerde man, ‘u moet van andermans spullen afblijven.’ Ik trok met mijn wijsvinger mijn onderooglid naar beneden en zei: ‘Ik houd u in de gaten.’ Ik blufte natuurlijk want ik was niet van plan de man de rest van de dag te blijven volgen. Maar dat wist hij niet.

16 nov 2009

Keurig’, zei de verhuizer tevreden toen hij vanmiddag op mijn verdieping langs kwam om te checken hoe ver ik was met inpakken. ‘Dit is de bedoeling’ en tegen HS: ‘U heeft nog niet veel gedaan, hè, meneer S.’ HS gelijk beledigd. ‘Jawel, ik heb al een aantal dozen gevuld.’ ‘Dan heb ik zeker niet goed gekeken’, zei de verhuizer professioneel. 

Ik weet niet waar HS ze vandaan haalt, de scharrelaars die hem soms komen helpen met grote klussen. Gisteren kwam er een mannetje langs dat bij mij aanbelde en riep: ‘Meneer S. ligt zeker nog in een coma?’ ‘Ik maak hem wel even wakker’, riep ik terug. Even later hoorde ik gesleep in de winkelruimte. De scharrelaar is al 25 jaar bezig met het opknappen van een boot zonder dat je vooruitgang ziet en kan HS’ spullen goed gebruiken. Ach, het is een ziekte. You can’t change what you don’t acknowlegde, nietwaar. Verder geen kwaad woord over de goede ziel.

Als je, zoals wij, een aantal maanden in een onzekere woonsituatie zit, krijg je last van bewustzijnsvernauwing. Het is net als bij een verbouwing, er komt geen einde aan. Altijd word je overvallen door onverwachte tegenslagen. Het is funest voor je relatie. ‘Had HS zijn pandje maar niet verkocht’, dacht ik laatst. Maar dat was ook geen optie. Ik hoop maar dat er iets moois uit voortvloeit. HS, de eeuwige optimist, zegt altijd: ‘Het komt wel goed.’ Ja, maar niet vanzelf, je moet er keihard voor werken. Dozen vullen! Terwijl ik nog zo ziek ben als een Mexicaanse hond.

Bob is gezond en wel op zijn logeeradres gearriveerd.


30 dec 2009

Ik liep maandag door de Czaar Peter langs het oude pand. Helemaal leeg. Waar word je nu zo gek van? Van de opeenhoping van frustraties. Als een zeker persoon zijn gezond verstand had gebruikt, was al die ellende niet nodig geweest. Ik vind het heel moeilijk om niet voortdurend boos rond te lopen. De gemakzucht en gebrek aan realiteitszin zijn gekmakend. Ik heb al mijn gevoel voor humor verloren. Toen ik naar Madeira vertrok en HS achter liet zeiden mijn collega’s: ‘Gaat dat wel goed?’ Mijn reactie: ‘Hij heeft het 50 jaar zonder mij gered dus… ‘Wat ben jij nuchter’, zeiden ze. Je moet het op een gegeven moment loslaten. Maar alles is fout gegaan wat fout kon gaan. En alleen door ingrijpen van anderen is alles goed gekomen. 

Ik blijf maar boos. HS moest naar de bank om rekeningen te betalen. ‘Ik heb geen strippenkaart’, zei hij, als een kleuter. Ik ben maar weggelopen. 

Ik heb een woord nodig dat mij kalmeert.


DORPSNIEUWS

 Dat krijg je nou als je je neus ophaalt voor een carrière in het bedrijfsleven. De bijzondere bijstand. Ja hoor, mevrouw, we betalen al uw tandartskosten. Het klikgebit wordt geheel vergoed. Het lijken de jaren 50 wel. Gewoon op je 40e alles laten trekken en dan een kunstgebit. Dat is veel gemakkelijker schoon te houden dan je echte kiezen en tanden. Gewoon elke avond meespoelen in de vaatwasser.

Blanche begon vanochtend heel hard te janken alsof ze gebeten werd. Toch weer die hernia die opspeelt. Dat heb je met die kleine hondjes. Alhoewel grote honden ook weer hun eigen problemen hebben. Maandag naar de dierenarts. Ze wilden me weer verwijzen naar het medisch centrum. Daar ben je gegarandeerd bij het eerste bezoek €800- kwijt. Geld maakt niet gelukkig maar als je het hebt, zijn je zorgen een stuk minder en je mogelijkheden groter.

Er huist helaas geen Neelie Kroes in mij. Van die workaholics. Vriendin Jo die tegelijkertijd met mij werd ontslagen zei: ‘Ik kan heel goed niets doen.’ Ik kan heel goed de hele dag rommelen met van alles en nog wat. Ik heb helemaal geen tijd om te werken, eerlijk gezegd.

Ik liet Missy vanochtend vroeg uit. Blanche wil altijd uitslapen. Wij waren niet de enigen op het uitlaatpad. We kamen een vrouw tegen met een grote zwarte poedel die (de poedel) geïnteresseerd aan Missy’s achterwerk rook. Missy vindt het heerlijk om in het hoge gras te grazen en keek beledigd achterom. De vrouw met de poedel en ik schoten in de lach. ‘Dat gezichtje’, zei de vrouw. Je zag Missy denken: ‘Ik ben niet gediend van ongewenste intimiteiten. Ik hoef maar even mijn rug te keren en er staat weer iemand aan mijn anus te snuffelen. Ik zal het toch eens melden bij het #MeToo steunpunt.’

Zelfportret met hond. Of is het een zwart vloerkleedje?


Er wordt veel over de mens geklaagd. Cesar Milan zei: ‘De mens is het enige zoogdier dat achter zwakke leiders aanloopt.’ Andere dieren hebben dat zo door. Een Hitler-aap heeft geen schijn van kans.

De mens is zwak, egoïstisch en beweegt zich in kuddes. Als je Hannah Arendt mag geloven, schuilt er in ieder van ons een Eichmann. Dat is net zo waar als dat er in ieder van ons een Nelson Mandela gevangen zit, die wacht op een kans om naar buiten te komen.

We blijven, in de hele dierenwereld, toch een apart soort. We dragen bijvoorbeeld kleren. Het is verboden om op straat bloot te lopen zelfs. Het argument: Maar zo ben ik geboren, werkt niet.

Dieren hebben ook uitsluitend sex om zich voort te planten. Je hoort nooit een olifant zeggen: ‘Ik heb gisteravond zo’n lekker potje gevreeën.’ Welnee, het is een heel ongemakkelijk gedoe, twee olifanten. Eerst een strijd om het vrouwtje. Het mannetje klimt er bovenop. En God zegen de greep. Als het vrouwtje zwanger is kan ze pas 5 jaar na de geboorte van haar kalf weer bevrucht worden. Ik denk niet dat dieren sexuele fantasieën hebben.

De mens zal ook wel geprogrammeerd zijn om zich te vermenigvuldigen. Als we de natuur zijn gang laten gaan, krijgt elk hetero vrouwtje elk jaar een kind. Gelukkig hebben we, nog niet zolang geleden, daar iets op gevonden. Honderd jaar geleden had de mens geen enkele keuze. Hoe kon een vrouw genieten van sex als het resultaat een zwangerschap of een geslachtsziekte was? We hebben toch een ongelooflijk luxueus bestaan vergeleken met onze voorouders. Zij waren eigenlijk proefkonijnen zodat wij een beter leven kunnen hebben.


De mens is het enige diersoort dat voor de lol vrijt. Twee mannen, twee vrouwen. Vrouwen na de overgang. Niets voortplanting of een jaarlijks verplicht nummertje. Sex en een orgasme zijn uitsluitend bedoeld als liefdesspel, laat ik het zo noemen. Voor de lekkerte. En wat ook zo fijn is: je wordt er niet dik van.

Zij: ‘Moet dat nou?’


5mei21


Ik zat gisteren naar afleveringen van het Amerikaanse comedy duo Key & Peele te kijken. Ze maken zulke geestige parodieën op elk genre muziek. Ik zat hardop te lachen. Rap, jaren 80 muziek, scatten, Earth, Wind and Fire-achtige nummers met krankzinnige outfits. Zij kunnen ook grappen maken over ras of slavernij zonder dat ze mensen scheiden in slachtoffer/ dader. Ze zijn zo veelzijdig. Ze zijn allebei ‘mixed race’. Dubble race moet je tegenwoordig, geloof ik, zeggen. Ze denken niet zwart/ wit want ze zijn het allebei.



Je kunt je toch niet voorstellen dat ze de dodenherdenking afschaffen. De tijd wordt nog steeds verdeeld in: voor de oorlog en na de oorlog. Als de klokken gaan luiden net voor de stilte raak ik toch altijd weer onder de indruk. De herdenking is een constant iets in mijn leven. En altijd denk ik weer: wat hebben wij toch ongelooflijke mazzel dat we na de oorlog zijn geboren. Alhoewel velen nog het leed van hun ouders en grootouders met zich meedragen.

De herinneringen zullen wel verwateren in de loop van deze eeuw. Dan blijft er niets over dan een vermelding in de geschiedenis boeken van school.



4 mei21

Als je dan toch de pandemie met oorlog wil vergelijken, kom je tot de conclusie dat de meeste mensen zich fatsoenlijk gedragen. En er een kleine groep bestaat die van de situatie wil profiteren. De zwarthandelaren.

Bob den Uyl heeft een mooi verhaal geschreven over zijn hongertocht in WOII. Hij fietste als jonge jongen vanuit Rotterdan het platteland op, in de hoop dat boeren hem aardappels of andere eetbare producten zouden geven.

Bij de eerste boerderij die hij bereikte gaven de bewoners hem twee dikke boterhammen met boter en spek mee. Voor onderweg. Hij was zo dankbaar en besloot de lekkernijen te bewaren voor later. Als hij er al heel wat kilometers op had zitten. De gedachte aan die heerlijke boterhammen gaf hem kracht.

Uiteindelijk kwam hij bij een bruggetje aan waaronder een riviertje stroomde. Dit was het moment om van elke hap te genieten. Hij leunde met zijn fiets tegen de brug aan en haalde het pakketje tevoorschijn. Hij pakte een boterham vast en bracht hem langzaam naar zijn mond. Net toen hij een hap wilde nemen, fietste er een man voorbij die een klap onder het pakketje gaf en de boterhammen met dik boter en spek vlogen over de leuning van de brug en in vielen in het riviertje.

Dan zou je toch wensen dat je een automatisch wapen bij je had. Aan de ene kant heb je een jonge jongen die voor zijn familie voedsel probeert te vergaren. De lieve boer en boerin die hartverwarmend zijn. En dat stuk overbodig soort mens. Die kerel heeft geen enkel nut in het leven. Die hadden ze bij zijn geboorte gelijk in de wieg moeten smoren. Dat is maar een klein detail van een oorlog. Maar tekent de mens.

Heeft er iemand in 2020 een hongertocht ondernomen? Welnee, vreten op het Museumplein. De stadsreiniging ruimt de troep wel achter je kont op.



Saturday, July 05, 2008

Dorpsnieuws

Er was een inval in het groentezaakje aan de overkant. Op deze rustige zaterdagmiddag. Drie politiewagens en een moteragent stopten met gierende remmen voor de deur. Daarna stormden de agenten de winkel binnen. Sinds er een pizzakoerier verderop in de straat is gearresteerd op verdenking van contacten met Al Quaida, bekijkt HS elke nieuwe ondernemer met wantrouwen. Het zou toch geen dekmantel zijn voor terroristische activiteiten?

Wat was het geval? De groenteboer had geen vergunning om zijn spullen buiten uit te stallen dus werd zijn zaak gesloten. De politie is waarschijnlijk getipt door een concurrent.


DE SIGARENBOER

 7 november 2020


De Notulen van vandaag


Ik begaf mij vandaag buiten de deur. Dat doe ik elke dag maar vandaag nam ik de tram naar de fysiotherapeut in Amsterdam-Zuid. Het is altijd verrassend om in een ander stadsdeel te dwalen. Ik bevond mij in de Beethovenstraat. Ik dacht even dat ik Jort Kelder zag. Het was een look-a-like. Ik was natuurlijk veel te vroeg want ik had bij vertrek geen idee hoe lang de reis zou duren. Soms valt de tram hier uit. Het adres van de therapeut was ergens bij de Gerrit van der Veenstraat. In een hofje, had ik begrepen. Ik was een uur te vroeg. Dan maar etalages kijken. Tussen alle dure kledingzaken bevond zich een ouderwetse Blokker. Er stond een koffiemachine. Ik maakte een espresso voor mezelf en keek naar de theezeefjes en afwasrekjes. Daarna wandelde ik verder. Ik kwam langs een ouderwetse hoedenzaak. Hoeden voor heren. Met zo’n ‘Are you being served’ sfeer. De leukste winkel is die van de sigarenboer. Hij heeft een soort souterrain met comfortabele fauteuils. Een zithoek waar heren een sigaar kunnen roken, gedachten uitwisselen of het Financiële Dagblad lezen. Comedian Billy Connolly mocht graag zulke plekken in Engeland en Schotland bezoeken. Maar ze worden verboden. Roken mag niet. Een klein, vrij ongevaarlijk genoegen is slachtoffer van het virus van de politieke correctheid. Het zijn van die details die het leven juist dragelijk maken. Papa gaat naar de herenclub een sigaartje roken met andere heren. Daar wordt papa rustig van. Zijn eigen schuiladres. De zeis van de humorloze, gortdroge dominees ontziet niemand.

Ik dwaalde door de prachtige rustgevende zijstraten tot ik bij een school kwam. Het Hervormd Lyceum. Alle leerlingen waren buiten verdeeld in kliekjes. Gegil, geschreeuw, geduw. De therapeut had zijn paan raktijk de overkant. Het constante lawaai werd niet tegen gehouden door de dubbele beglazing. Ik zei tegen de therapeut: ‘Wat een ramp om zo dicht bij een middelbare school te wonen.’ Hij zei: ‘De afgelopen jaren is het leerlingen aantal verdubbeld. Het is eigenlijk niet meer te doen. Er wordt veel meer gegild.’ Ik zei: ‘Ik woon vlak naast een basisschool en als ik er langs loop is het net of de kinderen een wedstrijdje Wie kan het hoogst gillen doen. Het gaat door merg en been. En geen leerkracht die zegt: ‘Speel lekker buiten maar dat hoge gegil wil ik niet horen. Dan ga je maar binnen zitten.’ De therapeut zei: ‘Er is onderzoek naar gedaan. De conclusie is dat leerlingen de afgelopen jaren meer, langer en hoger zijn gaan gillen. Dat is vastgesteld.’ Zie je wel, ik ben toch niet gek. Maar wat nu de reden is? Een trend. Als ik zo’n kind had zou ik zeggen: ‘Doe effe normaal, joh. Als je iets duidelijk wilt maken kun je woorden gebruiken. ‘ Ik laat Missy en Blanche toch ook niet de hele dag keffen. Nee, stop, is het commando. Die kinderen worden nooit gecorrigeerd. Het zal wel aan mij liggen maar ik vond de groepjes van pubers, die zich overal hadden verspreid tot en met de Beethovenstraat toe, verschrikkelijk. Te veel energie en razende hormonen x 1000. Ga toch sporten. Nee, een zak snoep kopen bij de Etos. Gooi er nog een lading suiker in en een Red Bull. Een rustgevende fysio behandeling hoef ik daar niet te verwachten. Gelukkig ben ik terug in Huize Oase. Het enige dat ik hoor is het geruis in mijn oren. Van de keiharde muziek waar ik naar luister met de superoordopjes. Dat verdraag ik dan weer wel.

Beweren sommige mensen: het is een generatie dingetje. Die krijgen van mij een knietje in hun generatie dingetjes. ‘Ga toch op het dak zitten’, zei mijn moeder altijd.


MIJN OORLOG

 We zaten in de wachtkamer van de neus- keel en oorarts. Het was op een gewone schooldag. Mijn moeder en mijn kleine zusje vergezelden me. Ik had geen idee wat er ging gebeuren. ‘Je hebt een kaakholte ontsteking’, zei mijn moeder, ‘ je moet gespoeld worden.’ Ik werd opgehaald door een vrouw die me meenam naar de behandelkamer. Ze plaatste me op een stoel en pakte een object van een blad  dat eruitzag als zo'n sterretje dat we altijd met kerstmis mochten aansteken. Om de punt zat een natte wat gewikkeld. Ze stak het in mijn neusgat en duwde hem zover mogelijk naar boven. Ik had het gevoel dat ze mijn hersens doorboorde en de tranen sprongen in mijn ogen. Daarna was het andere neusgat aan de beurt. Het was zo’n onverwachte aanslag waar niemand me op had voorbereid dat ik in wanhoop riep: ‘Hou op, hou op’, en barstte in tranen uit. De vrouw reageerde er niet op en bracht me terug in de wachtkamer. ‘ Over een kwartier word je opgehaald’, zei ze. Ik ging snikkend zitten.  ‘Stel je niet zo aan’, zei mijn moeder kortaf, ‘ ik heb het ook gehad en het viel reuze mee.’ Mijn zusje, dat nooit zo snel onder de indruk was, keek mij vol medelijden aan. Ik bleef zachtjes door huilen terwijl die sterretjes uit mijn neus staken. Ik durfde niet eens mijn ogen met mijn hand te drogen. Uit angst dat ik het pookje mijn hersens in zou te jagen. Er zaten meer mensen in de wachtkamer. Niemand sprak. De mond van mijn moeder stond strak. De behandeling was slechts de verdoving. Na vijftien minuten riep dezelfde vrouw mijn naam. In de behandelkamer werden de sterretjes uit mijn neus getrokken en kwam er een apparaat aan te passen dat lauw water door mijn neusgaten spoelde. Troostende woorden, een uitleg over de behandeling werden niet gegeven. Laat staan een snoepje als pleister op de wonde. Na afloop liep ik achter mijn moeder aan naar buiten. Mijn ogen waren rood en opgezwollen van het huilen. Zelfs buiten snikte ik nog na. Niet alleen van de pijn en het gevoel dat ik een soort marteling had ondergaan. Het was de onverschilligheid van de volwassenen die mij verbijsterden. Mijn moeder draaide zich geërgerd om naar mij: ‘Schiet nou op. Je moet weer terug naar school.’ Op haar kon ik ook niet meer rekenen.


Die avond na het eten stond ik met mijn zusje in de ijskoude keuken af te wassen. Als mijn moeder kookte, gebruikte ze zoveel mogelijk potten en pannen, lepels en messen. Het groente-afval gooide ze niet in de vuilnisemmer maar liet ze altijd achter in de gootsteen. Voordat je met afwassen kon beginnen, moest je eerst de aardappel- en uienschillen er uit vissen. Het glibberige afval gaf me altijd rillingen en ik dacht: ‘Mens, waarom gooi je het nou net gelijk in de vuilnisbak.’ Het leek wel of ze het expres deed. Zo’n groot mogelijke troep maken, hebben die meiden tenminste veel werk. Om de vaat wat gemakkelijker te maken, zongen mijn zusje en ik een liedje van The Everly Brothers. We probeerden tweestemmig te zingen maar dat lukte niet. Mijn moeder zette water op voor thee. ‘Jullie maken je eigen thee maar’, zei ze. Ineens zag ik dat haar buik opbolde. ‘O nee’, dacht ik, ‘ze is weer in verwachting.’ 


Een paar dagen later maakte ze het officieel. Er komt weer een broertje of zusje bij. Ik keek haar vol minachting aan en dacht: ‘Dat had ik allang gezien, stom wijf.’


TWEE WERELDOORLOGEN EN EEN PANDEMIE- STEFAN ZWEIG

Iets anders wat mij trof in Zweig’s De Wereld van Gisteren was zijn beschrijving van Parijs waar hij een aantal jaren woonde. Veel mensen denken dat wij sinds WOII er ontzettend op vooruit zijn gegaan. Dat we de top van beschaving hebben bereikt. Maar zoals Zweig Parijs beschrijft, waar de huisvrouw een praatje aanknoopt met de prostitué, de blondine met een zwarte man in een hotelletje verdwijnt, hoe je overal fantastisch kunt eten en drinken, hoe niemand een ander discrimineert om ras of stand, hoe een luidruchtig boerengezelschap na een bruiloft een chique restaurant bezoekt en net zo beleefd en voorkomend behandeld wordt als de rijke gasten, dan moet je toch concluderen dat wij het kind met het badwater hebben weggegooid. We leven in een welvaartsstaat maar veel mensen gunnen elkaar het licht in de ogen niet. Over de kleinste zaken wordt gezeken in ingezonden brieven in de krant. Men is vooral ontevreden. Terwijl Zweig de geluiden van Parijs beschrijft: muziek, gelach, prettige conversaties. Of je nu een zwerver was die onder de brug sliep of een geslaagd zakenman. Het mengde zich allemaal. En voor de schrijvers die niet van hun werk konden leven, werd door de gemeente baantjes verzonnen. Eenvoudig werk op een kantoor dat verder weinig om het lijf had.

Het leven is om te genieten. Dat was de houding van de bewoners van Parijs. En Zweig ontmoette daar natuurlijk zijn helden, raakte bevriend met kunstenaars en zoog alles in zich op.

Het klinkt als een utopie. En als je dan denkt aan de wereld van vandaag. In elke wereldstad heeft men haast. Werk, de economie en status zijn het belangrijkst. In Tokio wordt je door mannetjes de metro ingeduwd als sardientjes in een blik. In New York stapt men over de daklozen heen en heeft iedereen haast.

En wat wordt in Nederland gezien als het hoogste goed? De full-time baan.

Als er in Parijs muziek klonk begon men spontaan op straat te dansen. Clochards, nette dames, studenten. Dat is alles uit het leven halen wat er in zit.

We kunnen alleen maar hopen dat de pandemie ons inzicht heeft verschaft wat nu echt belangrijk is in het leven. Dat zou de grootste winst zijn.


@Hettie de Korte


vrijdag 19 november 2021

DE DAG DAT IK DE DICHTER ONTMOETTE

 


Het moet 1973 zijn geweest. Ik woonde samen met mijn Amerikaanse vriend. We hadden problemen met huisvesting en kwamen tijdelijk terecht in een hotelkamer op een van de grachten. We betaalden geen huur maar als tegenprestatie paste ik op de kleindochter van de eigenaresse. Zij en haar dochter hadden twee hotels.
Als ik oppaste moest ik in de keuken zitten. De eigenaresse was in de 60 en droeg een leren broek. Ze leek op dame Edna met een bril vol diamanten. Of nepjuwelen. Vreselijk dominant type dat zich ver boven mij verheven voelde, kreeg ik de indruk.
Zij zou die avond met haar dochter uitgaan. Ze stond op het punt van vertrek toen er werd aangebeld. Ze leek blij verrast met de komst van een wat oudere, schuwe man in een regenjas. ‘Hoe gaat het met je?’, vroeg ze en tegen mij, ‘meneer is dichter.’
Uit het gesprek begreep ik dat hij een tijd voor haar gewerkt had. Als een soort butler. Hij was heel beleefd en vroeg naar haar dochter. ‘Die is zwanger van de tweede’, zei mevrouw trots. ‘Welja’, zei de verlegen man, ‘dat fokt maar aan.’
Ik vond het nogal een grove doch grappige reactie. Mevrouw was er blijkbaar aan gewend en lachte smakelijk. Er werd over en weer gekletst, ik kan me de details niet meer herinneren. De man maakte nog meer opmerkingen die op het randje waren. Ik dacht: ‘Hij doet zich onderdanig voor maar hij speelt met haar.’ Mevrouw moest nu toch echt vertrekken en nam de dichter in haar kielzog mee.
Toen de deur dichtklapte en ik alleen in de keuken achterbleef, viel het kwartje. Dat was Jan Arends natuurlijk. Die vond het heerlijk om heel onderdanig voor dat soort vrouwen te werken. Daar kreeg hij een kick van. Ik las interviews met hem in De Haagse Post en Vrij Nederland.
Misschien dat de voldoening die hij kreeg als butler voor dominante, oudere dames toch niet genoeg was om zijn depressies te bezweren.
Elke keer als ik op het Roelof Hartplein ben kijk ik naar het hoge gebouw waar hij woonde. En het dak waar hij vanaf is gesprongen.
Ik
schrijf gedichten
als dunne bomen

COMMUNITY




Kunstenaars, schrijvers, beeldhouwers, mode-ontwerpers kennen geen leeftijd. Toen ze vier jaar oud waren, hielden ze zich al bezig met wat later hun beroep zou worden. Knutselen, verhalen verzinnen, een jurkje voor je pop maken.

Ik hou niet van helden maar mijn grote voorbeeld is toch Vivienne Westwood. Werkt onverminderd en onverstoorbaar door. Ze zal weleens met haar leeftijd geconfronteerd worden als ze iets lichamelijks mankeert. Haar creativiteit is nog steeds zo fris en geestig als in haar punkperiode.
Men heeft de neiging iedereen in hokjes te stoppen. ‘O, ben jij er zo een.’
Je bent homo en je wordt meteen een ‘community’ in gesleept.
Je wordt 65 jaar en ineens word je op de stapel ’senioren’ gegooid.
Toen ik hier pas kwam wonen werd ik benaderd door een oudere dame. Ze zei: ‘Ik heb je al een paar keer langs zien lopen en dacht: zij past precies in ons clubje.’ Ze nodigde me uit op de maandelijkse bijeenkomst. De club van Grijze Duiven, noem ik het oneerbiedig. Een stuk of vier dames, niets mis mee, heel aardig, die over hun kleinkinderen en fietstochtjes spraken. Als dat hen gelukkig maakt, mijn zegen heb je.
Ik voel me niet thuis in die community.
Ik hou er niet van om ingedeeld te worden bij mijn leeftijdsgroep, mijn sexuele voorkeur, mijn geslacht. ras of wat dan ook.
Mijn leeftijd is een klein onderdeel van mij. Ik wil mixen met alle generaties. Met alle soorten mensen. Transgenders, geniën, gehandicapte schrijvers, loodgieters, verpleegkundige wat dan ook. Zolang ik me thuis voel bij mensen.
Ik voel me niet thuis bij de club van Grijze Duiven. Af en toe zie ik die vrouw met haar man langs komen fietsen. Dezelfde fietsen, fietstassen en helmen. Dat maakt hen gelukkig. Mij niet.
Mijn internationale classical bookclub, dat is mijn ‘community’. Verschillende nationaliteiten, leeftijden, sexuele voorkeuren en rassen. We hebben een ding gemeen. We zijn verliefd op taal. Wij zijn gek op oude meesterwerken. We trekken ons niets aan van de tijdgeest. Alle verschillen vervagen als we het over Moby Dick hebben.
Nanne 

UW RIMPELS ZIJN ONZE ZORG



 K2

Ik heb geen rimpels. Ik ben verkreukeld. Alsof mijn gezicht een vel papier is dat door iemand in een prop is verfrommeld. En daarna heeft men getracht het glad te strijken en weer terug op mijn hoofd geplakt.

Volkomen onlogische groeven. Kraaienpootjes, oké. Voorhoofdrimpels, logisch. Maar ‘de streepjescode’ (overal is een denigrerende naam voor) tussen neus en lippen slaat nergens op. Een horizontale groef en een verticale. Alsof je op een kruispunt staat. 

Mijn zus was haar hele leven bezig met het voorkomen van rimpels. Niet in de zon en maar smeren. Ik heb er met de pet naar gegooid. Vijftig jaar in het chloorwater gelegen. Dat zal ook niet geholpen hebben.

Toen mijn moeder net in de 60 was zei mijn zusje geschokt: ‘Mama is helemaal verrimpeld.’ Het zal wel in de genen zitten.

Mijn zusje heeft inderdaad nog een gladde huid maar laatst zei ze tegen me: ‘Het interesseert me helemaal niet meer, rimpels.’

Maar mij wel. Nu het te laat is. Ik erger me dood. Er had allang een pil op de markt moeten zijn die de huid weer vult en het gelaat glad maakt. Daar hebben we recht op.

De vijand zit van binnen. Het zijn niet de zon, wind en regen. Het ouderdomsproces vindt van binnen plaats. Je wordt als het ware leeggezogen.

Daarom laten vrouwen zich behandelen met fillers. Dan krijg je wat ze noemen ‘a pillowface”. Geen gezicht. Plus nog wat chirurgische ingrepen en al die 60 plusser sterren hebben dezelfde kop. Madonna was gestopt met fillers en heeft haar huid nu strak laten trekken. Van een pillow face naar een alien. Dat is toch ook niet de oplossing.

Ik hoef er niet jonger uit te zien. Een mooiere huid moet toch te doen zijn. Zo kwam ik op natto. Het voedsel dat Japanners als ontbijt eten. In Japan zie je stokoude mensen met hun ouders. En hun leeftijd valt niet te schatten want hun huid is gaaf. Dankzij de voeding. 

Natto is een gerecht dat bestaat uit gefermenteerde sojabonen die naar zweetsokken smaken. Het bevat een hoge concentratie vitamine K2 die goed is voor botten en de huid.

Dus er bestaat een wondermiddel. Natto. Het schijnt in Nederland te krijgen zijn. Dat kunnen alleen sterren als Madonna betalen. Misschien dat het met een hoop appelmoes naar binnen te werken is. Ik heb als alternatief K2 capsules gekocht. €22- Het was in de aanbieding. Twee potjes voor €22- 

Uw rimpels verdwijnen als sneeuw voor de zon. Uw geld ook.

Er is hier een tandarts op IJburg die ook botox doet. Op het raam staat: Uw rimpels zijn onze zorg. 

Nee, uw rimpels zijn ons tweede huis in Spanje.

Ik houd het bij K2

Als je rijk bent ga je gekke dingen doen met je hoofd. Daar word je ook niet gelukkig van. Misschien is het voor Madonna kunst.

Het hoofd als kunstwerk. Blijft eeuwen houdbaar.

MEAN STREETS

 


De eerste film die ik van Martin Scorsese zag was Mean Streets. Daar werd hij gelijk beroemd mee in 1973. Ik zag hem dus bijna 50 jaar geleden. Op YouTube vond ik wat fragmenten. Het gaat eigenlijk over kleine crimineeltjes die net doen of ze een maffia status hebben.

Harvey Keitel heeft de ambitie om iets van zijn leven te maken. Hij is serieus. Terwijl zijn vriend Johnny Boy (Robert de Niro, briljant) voortdurend zijn eigen glazen in gooit. Net als Keitel de boel gesust heeft, haalt Johnny Boy een pistool uit zijn binnenzak en bedreigt de maffiabaas.

Het zijn kruimeldieven. Johnny Boy grijpt elke gelegenheid aan om te vechten. Er is een scène, die volgens mij in een shot is gefilmd waarin Johnny Boy en zijn vrienden het opnemen tegen een andere groep. In een bar. Johnny Boy springt op het biljart, gebruikt een keu als wapen, duikt als een stagediver in de kluwen vechtende mannen. Ze gaan vechtend het hele pand door.

De hele film is een soort ballet van mannen die vechten. Alles is beweging. Als een draaikolk of een op hol geslagen achtbaan. Krankzinnig. Je kunt er naar kijken zonder geluid. Achteraf gezien heel origineel. Scorsese’s latere films zijn eigenlijk veel gelickter.



Dat zie je vaak in vroeg werk, dat instinctieve dat later wordt ingehaald door meer kennis en ervaring met techniek. 

Mean Streets is een film die je een keer in het jaar kunt kijken. De meeste mannen die ik ken rekenen Goodfellas tot hun favoriet. Ik vind Mean Streets een meesterwerk op zich. Met Robert de Niro als jonge, doch totaal krankzinnige, hond.

Adam Curry

  Van dj tot Covid-deskundige Weet je nog wel, Adam Curry. Die schijnt de eerste geweest te zijn die een podcast begon. Een pionier. Nu zie ...