donderdag 13 januari 2022

Adam Curry

 

Van dj tot Covid-deskundige

Weet je nog wel, Adam Curry. Die schijnt de eerste geweest te zijn die een podcast begon. Een pionier. Nu zie ik hem in allerlei Amerikaanse programma’s verschijnen waarin hij adviezen geeft over de aanpak van Covid.
Er is een acteur/ comedian Joe Rogen, die een razend populaire podcast heeft. Hij is dik bevriend met Curry. Hij weet niets van niets en nodigt gasten uit die ook niets weten. En dan gaan ze speculeren. Over UFO’s, over complottheorieën, over Covid. Gewoon spreken vanuit de onderbuik zonder enige kennis van zaken.
En daar halen veel mensen hun informatie vandaan.
Die Rogan vindt het ook niet nodig zijn huiswerk te doen. Hij heeft een assistent die hij de opdracht geeft: ‘Google het effe.’
De onderzoeksjournalistiek is afgeschaft en elke idioot heeft nu zijn eigen podcast. Alles is van horen zeggen. Net als in de Middeleeuwen. Met dat verschil dat elke opvatting van een podcaster zich als een razend vuurtje verspreidt over de hele wereld. Als de waarheid.
Hoe internet ons terugwierp naar de Donkere Dagen van de Middeleeuwen. Dat boek zal binnenkort wel geschreven worden. De analyse van de 21e eeuw die begon op 9/11. Een technisch hoogwaardige aanval op de beschaving door holbewoners.
Daarna is het bergafwaarts gegaan richting Idiocracy.
Eigenlijk hebben de terroristen gewonnen want het aantal holbewoners is in een razend tempo toegenomen. En ze hebben allemaal een podcast.

Mijn bioloog

 


Ik had dus eind vorig jaar contact met Humanitas opgenomen omdat de eenzaamheid me af en toe naar de keel vloog. Ik moet iets doen maar waar begin ik?
De coördinatrice die je aan een maatje koppelt kwam langs. Een hele leuke jonge vrouw. Ze vertelde dat ze die ochtend bij een nieuwe client was langs geweest die hetzelfde probleem had. Meneer was aan huis gebonden want hij was invalide en zat in een rolstoel. Hij was bioloog, had veel gereisd en schreef voor wetenschappelijke tijdschriften.
Ik zei spontaan: ‘Misschien kan ik een keertje bij hem langs om een kopje koffie te drinken.’
Ik ben absoluut niet op zoek naar een relatie. Wel naar vriendschap. Een kletspraatje. Misschien een keer samen wat eten. Iets ongedwongens.
Vandaag was het zover. Ik werd om 14.00 uur verwacht op de gracht waar ik 52 jaar geleden mijn Amsterdamse carrière begon.
Men zegt wel: Geen verwachtingen. Maar stel je voor dat het een norse, verbitterde man is. Ik was toch wel zenuwachtig. Laat het in godsnaam klikken.
En het klikte. Hij heeft een progressieve hersenaandoening waardoor zijn benen verlamd zijn geraakt. Hij is dus voor alles van anderen afhankelijk. Vijftien jaar geleden openbaarde de ziekte zich en zo verloor hij zijn baan. Na een uur werk moest hij een uur rusten. Het was niet te doen. Hij vertelde dat hij heel snel vermoeid raakt. En de eenzaamheid greep hem ook bij de keel.
Het is een ontzettend zachtaardige, lieve man die een vreselijke tragedie in zijn leven heeft meegemaakt. Daar ga ik niet over schrijven. Dat is zijn privacy.
Zijn hele kamer stond vol met houten beelden en maskers uit Afrika en Nieuw-Guinea. Prachtig.
Ik had een grote bos tulpen voor hem meegebracht waar hij als een kind zo blij mee was. Daarna heb ik een kopje thee voor ons gezet en anderhalf uur gezellig zitten kletsen.
Hij heeft in het kort zijn levensverhaal verteld, ik het mijne. Daarna over van alles en nog wat zitten praten. Je kan duidelijk aan iemands houding en gezicht zien of hij begrijpt wat je bedoelt. We hebben gelachen. Een schat van een man met een klote ziekte.
Hij krijgt veel hulpverleners over de vloer. Dat kan ook doodvermoeiend zijn, altijd bezig met je problemen.
Ik kom alleen maar langs voor de gezelligheid. We waren allebei tevreden met het kopje thee en de gedachtenwisseling.
Het klikte. Leuk hè.
‘Ik laat het aan jou over als je weer zin hebt om af te spreken’, heb ik gezegd. Hij moet altijd rekening houden met zijn lichamelijke gesteldheid. Dat verschilt per dag.
De coördinatrice van Humanitas vond het stoer dat ik bij de bioloog langs ging. Stoer? Het is beter dan dag in dag uit alleen thuis zitten. En wie weet is het een begin van een mooie vriendschap.

zaterdag 20 november 2021

HUIZENJACHT

Het herenhuis in Limburg bleek een bouwval te zijn. Wèl met een enorme lap grond erachter die veel waard zou zijn. I. die ons helemaal naar het zuiden gereden had keek mij veelbetekenend aan toen de makelaar het interieur toonde. ‘Dat wordt een 100-jaren plan’, fluisterde hij. De parketvloer op de begane grond was gewoon zeil met een motiefje. Overal zag je vochtplekken, de plinten zaten los van de muur, de deurposten waren half vergaan.


De 1ste verdieping was, vreemd genoeg, enigszins opgeknapt, waarschijnlijk voor de foto om kopers te lokken. Muren en plafonds waren wit geschilderd, de badkamer was netjes geïnstalleerd maar toch bood het geheel een armoedig aanzicht. De zolder was een drama, je kon door de dakpannen de blauwe lucht zien. Want het was wel prachtig weer. De zogenaamde stallen hadden geen dak, de vloeren bestonden uit aangestampte aarde. De mooie tuin rechts van het pand hoorde er niet bij. Terwijl elk normaal mens terugdeinst bij het zien van het krot, wordt HS juist enthousiast. Hij kan er namelijk zijn ‘spullen’ kwijt.

Later op de dag betraden we, voor een plaspauze, het cafeetje aan de overkant. De uitbater wist wel het één en ander over het herenhuis te vertellen. Hij was oud genoeg om zich te herinneren dat NSB-ers tijdens de oorlog, alle waardevolle spullen uit het huis haalden. Kostbaar porselein enzo. Ik zag het voor me. Ratachtige types met als hoogste doel andermans bezittingen naar hun hol slepen. ‘Bij zware regenval’, zei de man, ‘loopt al het water onder de deur het pand in.’ Dat had de makelaar ons niet verteld. Er liep een vaste klant de tent binnen. Een klein menneke met een snor. Hij hoorde dat wij op huizenjacht waren, dat HS kunstenaar was en zei met vet Limburgs accent: ‘Er staat een boerderij te koop aan de andere kant van de stad. Van een kunstenaar die vastzit wegens dubbele moord.’

Wordt vervolgd


De stamgast tekende op een papiertje hoe we het beste naar de boerderij konden rijden. HS is opgeleid als beeldhouwer maar heeft in het verleden ook ijzer gesmeed. Volgens de uitbater kwam er mèt de boerderij ook een smederij. Perfect! ‘Bovendien’, zei het menneke,’komen er duizenden auto’s per dag langs. Goed voor de klandizie.’ Duizenden auto’s, ik fronste mijn wenkbrauwen, en welke klandizie?  Gingen we nu langs een snelweg wonen in een huis van een moordenaar die waarschijnlijk volgens Nederlands recht over 6 jaar weer op vrije voeten zou zijn? En iets verkopen langs de weg? Ik had het gevoel dat dit een kant op ging die me helemaal niet aanstond. 

HS had zich al aan me geërgerd. Hij vond me bij voorbaat negatief. Neem nu het vervallen herenhuis. Het dak, de vloeren, plinten enzovoorts waren toch details. En sinds wanneer had ik verstand van techniek? HS zelf had toch een veel betere kijk op dat soort zaken.

Wordt vervolgd


I. stond aan mijn kant maar tegenover HS hield hij zich op de vlakte. Terwijl ik een medestander nodig had. Iemand die luid en duidelijk zou zeggen, HS dit is gekkenwerk. ‘Laten we maar even naar die boerderij gaan kijken’, zei I, die ook van het harmoniemodel is. ‘We komen hier toch niet meer terug’, fluisterde hij vals tegen mij. Ik sloeg mijn ogen ten hemel en we stapten in de auto. Rechtdoor, rechtsaf, na 4 stoplichten weer rechtsaf en dan is het tegenover het benzinestation. Op de hoek van de drukke verkeersweg zagen we de, het plaats delict. Hier had die zogenaamde kunstenaar twee mannen aan zijn mes geregen. Langs het oude huis, dat eigenlijk uit meerdere gebouwen bestond met middenin een binnenplaatsje, had de man een grote expositieruimte gebouwd. Het was niet helemaal af. Hij was natuurlijk geïnterrumpeerd door de politie die hem in de boeien sloeg.


Op de grond lagen twee plantjes en een kaarsje waarschijnlijk bedoeld ter nagedachtenis aan de slachtoffers. Aan de zijkant van de nieuwbouw lagen stapels oud hout waarover een grote boktor rende. Het hout was aangevreten door houtworm. Ik kreeg een onbehaaglijk gevoel en wist zeker dat ik hier nooit van mijn leven zou gaan wonen. Opeens was ik de mannen kwijt. Mijn God, zou de geest die I. achter de gordijntjes in het herenhuis had waargenomen, nu al hebben toegeslagen? Toen ik nog eens goed om me heen keek, zag ik ze allebei in de bosjes wateren. Ik liep alvast naar de auto want ik wilde naar huis. Wat deed ik hier in godsnaam?



I. reed in een bestelbusje met plaats voor ons drieën op de voorbank. HS zat in het midden en viel al snel in slaap. De narcolepsie veroorzaakt niet alleen slaperigheid maar ook hallucinaties. Wij probeerden een bordje te vinden dat ons uit het stadje zou dirigeren. We zagen Sittard en Heerlen maar niet Weert of Eindhoven. Het leek wel of we rondjes bleven rijden. Op een geven moment bevonden we ons binnen de stadsgrenzen van Heerlen. Nergens werd Weert aangegeven. We zochten wel een half uur naar de juiste bewegwijzering. Tenslotte vroeg I. de weg aan een Marokkaanse Limburger. Via een parallelweg zaten we eindelijk in de juiste richting. We reden langs een bord waarop EINDHOVEN stond een een pijl rechtdoor. Hè, hè, ik kon achterover zakken en de Flair gaan lezen die op het dashboard lag. Ik zag aan I’s gezicht dat hij ook aan het einde van zijn latijn was. Het was nu een kwestie van rechtdoor rijden. Er daalde een weldadige rust over ons. 

HS zat af en toe in zijn dromen te schokschouderen en te stoten met z’n ellebogen. Een gevecht tegen imaginaire vijanden. Hij brabbelde wat: ‘Welkom in België.’ Zwijgend reden we verder. ‘Waarom zitten we in België? ‘, vroeg HS. ‘We rijden richting Eindhoven, naar huis’, zei ik geduldig. Het viel me wel op dat we langs een hele saaie weg reden. Alle bomen hadden dezelfde hoogte, het wegdek werd steeds slechter. En… elke auto had een wit nummerbord met rode letters. HS had gelijk, we zaten in België. Brussel was dichterbij dan Amsterdam. Hoe was dat nu weer gebeurd? 

I. keerde bij de eerste de beste afslag. Een half uur later reden we opgelucht Nederland binnen. Toen we Heerlen passeerden zei I, onze chauffeur: ’Zag je dat? Die spookvrouw uit het Psychohuis vloog zo het raam uit. We zijn verlost.’ En inderdaad, ik zag haar witte, wapperende jurk verdwijnen in het glooiende landschap.

trekken. 


OLD BEFORE MY TIME GREGG ALLMAN

 Old before my time Gregg Allman

There is a long hard road follows for behind me

It's so cold I’m about to die

Chasing a dream around the world it's got me feeling down

Though it use to make me high

Looking for answers searching for the truth

In an ocean of lies

Trying to find a reason to make the hole thing right

Will make you old before your time

When I was younger, I thought I ruled the world

It was an oyster at my feet

Dancing to my own drum, fishing out the pearl

Yes I would have been  more discreet

I've lived a lifetime, acting out a part

It's been a long uphill climb

now all the things that use to mean so much to me

Has made me old before my time

Wondering aimlessly, wondering down

Would it ever be much different now

Remind me of the past, I slip into a dream

Funny things ain't never what they seem

Living like children, never doing what we are told

Would not hesitate to take a chance

That road behind me now was paved with fool’s gold

It's almost time for the victory dance

No more feeling guilty, for things I never did

Feeling nothing for my crime

Living like a gypsy, dreaming like a kid

It makes me old before my time

There is a long hard road, it lies so far behind me


Midnight Rider

Well, I've got to run to keep from hiding

And I'm bound to keep on riding

And I've got one more silver dollar

But I'm not gonna let them catch me, no

Not gonna let 'em catch the midnight rider

And I don't own the clothes I'm wearing

And the road goes on forever

And I've got one more silver dollar

But I'm not gonna let them catch me, no

Not gonna let 'em catch the midnight rider

And I've gone by the point of caring

Some old bed I'll soon be sharing

And I've got one more silver dollar

But I'm not gonna let 'em catch me, no

Not gonna let them catch the midnight rider

No I'm not gonna let 'em catch me, no

Not gonna let them catch the midnight rider

No, I'm not gonna let 'em catch me, no

I'm not gonna let them catch the midnight rider

But I'm not gonna let 'em catch me, no

Not gonna let them catch the midnight rider

 Een waf-waf nov 2020

Ik dacht: ik moet mezelf aanleren positiever te denken. Ik concentreer me veel te veel op wat ik niet heb dan wat ik wel heb. Ik keek naar lady C’s programmaatje waarin ze vragen van kijkers beantwoordt. ‘Bent u verbitterd of rancuneus over bepaalde mensen die u niet fatsoenlijk hebben behandeld?’

‘ Nee, een mens heeft dromen die vaak niet uit komen. Dat overkomt iedereen. Iets graag willen hebben maar dat onbereikbaar is. Wie kent dat niet. Zo is het leven. Ik heb mijn portie wel gehad met mijn narcistische moeder en kwaadaardige ex-echtgenoot. Ik ben niet rancuneus. Mijn leven is anders gelopen dan ik gedroomd heb. Maar ik richt me nu op wat ik wel heb. Ik ga niet verbitterd mijn graf in.’

Ja, dacht ik, zo gaat het bij de meeste mensen. Er zijn er toch weinig wiens dromen uitkomen. Als kind had ik positieve verwachtingen. Maar mijn leven is totaal niet verlopen zoals ik dat graag gezien had. Het is niet anders. Je hebt het maar te slikken. Bovendien is niet alles negatief geweest. Op dit moment heb ik het eigenlijk beter dan ooit. Ik woon alleen in een prachtig huis in een fantastische omgeving en er is niemand die aan mijn kop zeurt. Of iets afkeurt of ongevraagd advies geeft. Of constante aandacht nodig heeft. Niemand die mij vertelt hoe ik mijn huisje inricht. Ik mag doen wat ik wil. En ik hoef godzijdank niet meer te werken. Dus, positief denken in plaats van malen over het verleden. Ik geloof niet dat de mens een vrije wil heeft. Je kunt wel een doel in je leven hebben maar er zijn altijd blokkades, spelbrekers en natuurrampen. En niet vergeten de hormonen die je allerlei richtingen opsturen. Die zijn de baas. Het dierlijk instinct overheerst omdat wij gewoon zoogdieren zijn. Je hebt niets te willen. Je kunt jezelf wel trainen om luchtiger over de mislukkingen te denken. Ik heb mijn best gedaan maar het leven neemt voortdurend grillige wendingen.

Dus ik oefenen. Ik ga met een grote boog om negatieve types heen en denk ‘happy thoughts’. Dus wandelde ik met Missy in het zonnetje. Missy huppelt altijd, ruikt dan een minuut aan een grassprietje. Ze heeft niets met andere honden. Wel met mensen. Ze loopt op iedereen af die ons tegemoet komt alsof het een bekende is. Op de brug passeerden we een vrouw met een peutertje in een wandelwagentje. Ze wees met haar kleine vingertje naar Missy. Dat vind ik ook zo knap van die kleintjes. Ze begrijpen het concept van wijzen. De vrouw zei: ‘Ja, dat is een waf-waf.’ Ze liep door en ik hoorde haar herhalen: ‘Dat is een waf-waf.’ Ik wilde haar na roepen: ‘Het is een hond!’ Waarom zou je een kind eerst verkeerde termen aanleren? Een broem-broem, een tuf-tuf, een gangbang. Dat vind ik zo absurd. Zat ik me toch weer te ergeren. Ik was boos-boos om die dom-dom. Vlug aan iets positiefs denken. Ik begon zachtjes te zingen: ‘Shiny, happy people.’ Daarna drie keer goed in- en uitademen. Ik wil een cursus Hoe negeer ik alles dat me niet aan staat. Het moet te leren zijn. Ik ga toch echt niet vreemde mensen corrigeren. Dat is een no-no. 




HET GEKKENHUIS

 8 december 2008


Begin jaren 80 woonde ik in Amerika met mijn Amerikaanse vriend K. net boven New York. Zijn zus was cum laude geslaagd voor de New Yorkse kokschool en had stage gelopen bij een beroemde chef-kok in Frankrijk. Ondanks je diploma begin je onderaan. Sla wassen. Zij werd door de andere medewerkers voortdurend belachelijk gemaakt omdat ze een vrouw was, Amerikaanse en een accent had. Ik vond het al heel wat dat ze zo snel Frans had geleerd. Ze was super ambitieus en liet zich niet kisten door die Franse kikkers.

Toen ze terug was in Amerika wilde ze haar eigen restaurant beginnen met haar broer. Zij vroeg of wij mee wilden helpen.

We vlogen met drie katten naar Amerika. De diertjes waren gewend aan een woning in de Jordaan driehoog. Ze kwamen terecht in een wildernis en we zagen ze nauwelijks. Altijd op jacht. Elke ochtend lag er bij de voordeur een dode muis, een onthoofde mol of een babykonijntje. Overdag sliepen de katten natuurlijk.

Het hele avontuur werd een fiasco. Achteraf dacht ik: waarom heb ik Amsterdam verruild voor dit achterlijke gat waar je altijd en eeuwig van de auto afhankelijk bent. Ik lijk wel gek, ik vertrek.

Het hele gebeuren zou spannende tv-beelden opgeleverd hebben. We woonden met z’n vieren in een huis en de spanning was om te snijden. De familie had namelijk de gewoonte, als hen iets niet beviel, je dood te zwijgen. Veel passief-agressiever kan het niet.

Ik kende het ook van mijn moeder. Boos, niets zeggen maar alleen snuiven. Ik had haar door elkaar moeten rammelen: Trek je bek open. Je wordt er heel agressief van.

Toen mijn moeder overleed vonden we een heel pak brieven die ik destijds naar mijn ouders in Nederland heb gestuurd. Ik durfde ze nooit te lezen want het was het verhaal van mijn ondergang zonder dat ik het zelf door had. Ik was de musicus op de Titanic.

(Het is daarna wel goed gekomen. Niet verzopen)

Nu vatte ik toch de moed samen om een blik te werpen op mijn schrijfsels. Wij waren net aangekomen in de VS en moesten nog acclimatiseren. 

Ik schrijf over zus V: - V was toen we aankwamen in een afschuwelijk humeur. Broer M. zei dat hij haar al maanden niet eens zag glimlachen. Als je wat tegen haar zei vatte ze het altijd verkeerd op, meestal als kritiek of een belediging. Er vielen ijzige stiltes zodra zij de kamer binnen kwam.

Hun pa schijnt precies hetzelfde gedrag hebben vertoond en M. vertelde dat hun oudste broer C.soms twee maanden weigerde zijn mond open te doen.-

Die zus kon trouwens wel fantastisch koken. Ik herinner me een chocoladetaart met een vanillesausje. Nog nooit zoiets lekkers geproefd.

En dat was pas het begin. Ik geloof dat ik het drie jaar uitgehouden heb. Ik besefte ook dat ik helemaal niet geschikt ben voor de horeca. Die idiote Amerikanen vinden het doodnormaal dat je 6 dagen werkt, 12 uur per dag.

Die toenmalige vriend K. deed ook aan de silent treatment. De eerste keren raakte ik er helemaal van in de war. Het is emotionele mishandeling. Op een keer was het weer zover. Toen heb ik gezegd:’ Als je me dat nog een keer flikt, donder je maar op. Wegwezen.’

K:’ Ja, maar mijn vader ...

Ik: ‘Je vader interesseert me geen ene bal. Het is afgelopen uit.’

Hij heeft het nooit meer gedaan. Zó.




Mijn kamer lag aan het einde van de gang. Ik was een van de weinigen met een eigen ruimte. Dat was een van mijn voorwaarden geweest voor opname.

In het ziekenzaaltje werden bewoners van de psychiatrische inrichting behandeld. En sinds kort werkten er ook een internist en psycholoog die gespecialiseerd waren in eetstoornissen. 

Het was eigenlijk een klein ziekenhuisje op het terrein vol 18e eeuwse gebouwen waar de vaste bewoners al jaren hun leven sleten. Uit huis geplaatste mensen met het syndroom van Down, dementerende ouderen, volwassen mannen met een minimum aan hersens met dwangmatig gedrag, psychotische jongeren. En figuren waarvan je geen idee had wat hen mankeerde. Ze functioneerden niet in de maatschappij en hadden zorg nodig. De een was zo geboren, de ander was beschadigd door een traumatische gebeurtenis.

Tijdens de kofiiepauze waren de tafels die voor het ontbijt aan elkaar waren geschoven, weer gezellig apart gezet met een kleedje en een vaasje met bloemen. De medewerkers waren 'normale' jongeren die een alledaags leven leiden. 'sOchtends kwamen ze op de brommer aanrijden. Sommigen waren verloofd en bezig met hun uitzet. Of bespraken wat ze die avond zouden eten. Ze hadden plannen voor de inrichting van hun huis als ze eenmaal getrouwd waren. Bespraken 'de eethoek'. Zo doodnormaal allemaal vergeleken met de patienten wiens leven vooral in hun hoofd afspeelden. De een hinkte van de ene gedachte op de andere, de volgende was geobsedeerd door de schaal met suikerklontjes en de Downers brabbelden in een onverstaanbare taal tegen elkaar.

Er waren nog twee andere vrouwen met anorexia opgenomen die een andere strategie hadden dan ik. De een at met veel moeite, meestal huilend een bakje yoghurt. Zij lag op de hartbewaking achter glazen ramen zodat ze altijd in het zicht was. Ze zag er uit als een pas geboren vogeltje dat uit het nest was gevallen. De ander at heel voorzichtig een boterhammetje en klampte zich vast aan het personeel. Ze ratelde aan een stuk door. Ik had de strijd opgegeven. Werkte alles naar binnen wat me werd voortgezet en wachtte op een wonder. In plaats daarvan werd ik gedreven door angsten die uiteindelijk leiden tot zelfmoordgedachten. Ik was niet in staat tot sociaal contact en had me het liefst op mijn kamer opgesloten.

De maaltijden werden verplicht samen genuttigd want dat was 'een sociaal gebeuren'. Lange rijen tafels met verwarde types die alles behalve in staat waren tot een gesprek maar leefden in een parallele wereld. In het kader van 'normaliseren'. 

Tijdens de koffiepauze zat er altijd een man met wit haar en een witte baard aan tafel. Elke ochtend kreeg hij een baal wol aangereikt. Een kluwen van verschillende kleuren bollen wol. Die hij zwijgend, op een dag was hij zonder aanwijsbare reden opgehouden met praten, uit elkaar haalde tot hij op het eind van de dag 10 bolletje wol voor zich had liggen. Het ritueel herhaalde zich elke dag. Ik begreep het wel. Het was voor hem de enige manier om een soort orde in zijn leven te scheppen. De warboel in zijn geest was niet te ontrafelen. Het dag in dag uit ontwarren van een berg wol was 'the next best thing'. 

Een overlevingsmechanisme waar je heel oud mee kunt worden. De meeste van ons hadden niet zo'n hulplijn. De een werd gestuurd door dwanghandelingen, de ander leefde op verre herinneringen en vroeg aan mij: 'Ben je met de auto? Wanneer gaan we naar huis?'. Voor de vaste bewoners was het meer een uitje. Even extra vertroteld worden, persoonlijke aandacht die ze in hun slaapzalen in de inrichting node misten. Voor ons, de anorexia patienten, was het de laatste hoop die al snel de grond in werd geslagen.

De Zwiterse internist was een blaaskaak die mij een half uur in mijn blootje liet zitten. Tijdens het lichanelijk onderzoek werd hij weggeroepen. De psycholoog reageerde op mijn suicidale gevoelens met: 'Jij wilt niet beter worden, hé.'

Mijn gezonde verstand dat toch nog ergens aanwezig was maar waarop ik niet meer durfde te vertrouwen, had eigenlijk gelijk al in de gaten dat ik te maken had met beunhazen die een gat in de markt hadden gevonden. Die gedachte kon ik echter niet toelaten. 

Ik wilde ook een normaal leven met een brommer, verloofde en uitzet, bij wijze van spreken. Ik wilde ook alleen maar bezig zijn met mijn eethoek.


Eerlijk gezegd had ik altijd gegruwd van een burgelijk bestaan, ik had grotere ambities. Toch zat ik hier. Proberen een uitgang te vinden van een doodlopende weg. 

Volgende keer: De Behandeling


Het revolutionaire plan van de heren was eenvoudig. Straf/Beling.

Viel je af dan had je huisarrest. Je moest op je kamer blijven en alleen naar de eetkamer komen om te ontbijten, linchen en dineren.


Kwam je aan, of zoals zij dat noemde 'groeien', dan mocht je een half uurtje naar buiten.

Dit klonk volslagen kansloos. Iemand met anorexia valt niet te straffen. Dat doet zij al zelf. En er bestaat maar een beloning voor de anorexia: afvallen.


Maar deze heren presenteerden zichzelf als experts. Deskundigen, misschien wisten zij iets dat ons kon helpen.

Ik weet niet hoe lang De vrouw achter het glas was opgenomen. Zij was slechts een skelet met een doorschijnende huid waarop wit dons groeide. 

Een keer in de weken werden we gewogen. Het meisje achter het glas was alweer afgevallen. 'Ze huilde en zei: 'Hoe kan dat nou, hoe kan dat nou.' Voor straf naar haar aquarium. Nee, van enige vooruitgang zag je niets.

En ondertussen kwamen en gingen de patiënten. Wat hen ook mankeerde, geen van hen was in staat tot communiceren.  

Bij elke maaltijd kon je alles verwachten. Sommige patienten hadden geen rem en moesten gestopt worden na 8 boterhammen. Een ander stal een karbonaadje van zijn buurman en schokte dat snel naar binnen. Er roteerde of rouleerde ook aan magere bleke man rond de eettafel. Hij kon niet eens aan tafel zitten. Hij vatte het concept niet. Hij graaide een handvol suikerklontjes ut de pot en slokte het met een halve liter koffiemelk op.

DE VERHUIZING FROM HELL

 De Verhuizing

k ben met drie dingen tegelijk bezig. En dat voor iemand met de energie van een schildpad en dito uiterlijk. De derde verdieping is vrijgekomen dus er vindt een interne verhuizing plaats. Maar eerst moet alles inclusief de zolder, want die hoort er ook bij, hoera, geschilderd worden. Wat mij betreft wordt alles spierwit. Het kan ook zijn dat we volgende maand al het pand moeten verlaten want het staat in de verkoop. Dagelijks komen er geïnteresseerde kopers langs: jonge yuppen, dieseldikes, Israeli’s, zakenlui. Zo’n pandje in het centrum blijft, ondanks de zogenaamde economische crisis, gewild. 

Ook al ga ik er een stuk op vooruit wat woonruimte betreft, toch hoop ik dat zich snel een koper meldt met een grote zak geld, uiteraard. Eindelijk verlost van financiële problemen. HS wordt in augustus 65 jaar maar denkt dat hij het eeuwige leven heeft. Dat denken optimisten altijd, al lopen ze rochelend en hoestend de trap op. "Ach wat maakt het uit dat ik rook", zegt de optimist, "dan word ik inplaats van 98 jaar, 93 jaar." Ik ben pessimist en het zou me niet verbazen als pessimisten eerder doodgaan. Gewoon van het piekeren over eventuele gevaren. Zelfs als HS zijn huis verkoopt heb ik reden tot zorgen; hij kan niet met geld omgaan en hij vertrouwt mensen heel snel. 

Ik leerde in mijn cursus Zelfontplooiing dat ik andermans problemen niet de mijne moet maken. HS is de tegenpool van mij. Als wij bijvoorbeeld wandelen, wil hij altijd over een hek stappen op verboden terrein. Ik heb daar helemaal geen zin in. Ik ga over de gebaande paden, die zijn er niet voor niets.


Gisteren was ik even na werk op de tuin. De mollen hadden flink huisgehouden waardoor het grasmaaien bijna onmogelijk is. Ik stuit steeds op hobbels en heuveltjes. HS wil natuurlijk eeen elektrische maaier aanschaffen. ‘Dat mag niet’, zeg ik. Ik zit niet te wachten op conflicten met de tuincommissie. 

Tussen de bedrijven door ben ik ook nog mijn cv aan het pimpen. En aan het solliciteren. Ik las een rapportje over mezelf van het arbeidsburo waar ik niet vrolijk van werd. Het was eind jaren 90 opgesteld. Werk- en denkniveau: middelbaar, lees ik. Zij is voor de rest van haar leven aangewezen op gesubsidieerde arbeid, volgens de medewerker. Zo zie ik dat zelf helemaal niet. Ik sprak eens lang geleden een collega, een nogal dom typje dat 3x zoveel verdient als ik. "Ja maar ik heb een HBO-diploma." "En ik ben afgestudeerd aan de Universiteit des Levens", zei ik met Johnny van Doorn in mijn achterhoofd. Daar begreep ze natuurlijk niets van.

30 aug 2009

Omdat ik de persoonlijkheid van een wolaapje heb, raakte ik helemaal van slag door de onzekere woon- en niet te vergeten werksituatie. Vooral omdat HS en ik niet op één lijn zaten. De enige manier om de ernst van de situatie aan HS duidelijk te maken is door hysterie. Weken van hard werken naar een onduidelijk doel hadden zijn tol geëist. Onredelijk gedrag schijnt af en toe nodig te zijn. Heel hard gillen heeft meer effect dan vol redelijkheid blijven discussieren. Nee, ik ga niet naar Bali, Florida of Frankrijk. Ook niet naar Groningen, Noorwegen of Luxemburg. Amsterdam is te duur en eigenlijk heb ik genoeg van de stad. Zuid-Limburg dan, opperde HS. Kijk, dat klinkt beter. We spreken de taal, de huizen zijn betaalbaar, je kunt er boeken uit de bibliotheek lenen. Ik werd gelijk rustiger.

We vonden een woning vlakbij Maastricht voor een betaalbare prijs. Mèt een wijnkelder.Mij lijkt het wel wat. Genoeg ruimte voor logés. Ik heb alvast een afspraak met de makelaar gemaakt.

29 aug 2009

Ik ga er altijd prat op dat ik zo weinig spullen heb. Dat viel vies tegen toen ik afgelopen week verhuisde. Ik had al 10 zakken met rotzooi weggegooid en nog draafde ik trappen op en af met zakken kleding, boeken, papieren en onduidelijke dingen. Het liefst had ik alles bij het grof vuil gezet. Vooral uit mijn achterkamer kwam een troep die daar dus al jaren in kasten staat te niksen. Wat moet je ermee? Als ik dan eindelijk de knoop heb doorgehakt en onpraktische keukenrolhouders heb weggesmeten, vind ik het later terugbij HS. Hij is net een hond die alles opgraaft dat ik net begraven heb. Hijgend, kwijlend, kwispelend met z’n staart staat hij voor me. Kijk eens wat ik heb gevonden, zo’n handige keukenrolhouder. Neeeee! 

Ik was dan ook niet te genieten, ik geef het eerlijk toe. ’s Ochtends vroeg opstaan kasten uitruimen, naar werk, daarna sjouwen naar boven. Twijfelen of ik die rok zal bewaren. Gooi toch weg, die draag je nooit. Vergeet maat 38. Ondertussen liep HS voor mijn voeten. ‘Hou jij even die kabel vast, dan kijk ik beneden of hij het doet.’ Ik was gelijk mijn internetverbinding kwijt. Niets werkt onmiddellijk. Tierend en vloekend loop ik door het huis. HS neemt dat persoonlijk op. ‘Ik doe van alles voor je en dan is het nog niet goed.’ Sorry, ik ben gewoon een beetje overspannnen en ook oververmoeid.

De 3e verdieping is trouwens een genot, licht en ruim. En zelfs het armetierig zoldertje is voor mij een rustpunt. Er staat een zitbadje dat HS er uit wilde slopen maar ik vind het ontspannend badderen. Als ik in het bad sta, kijk ik over de daken van Amsterdam. Wat een luxe. Jammer dat we over 2 en 1/2 maand weg moeten wezen en nog geen ander onderdak gevonden hebben. HS wil in Frankrijk een huis kopen en zoekt op internet. Of in Florida, Luxemburg of Bali. Elke dag komt hij met een ander plan. En als rasoptimist ziet hij geen problemen. Ik zie allerlei praktische bezwaren. Dus de toekomst is zeer onzeker.  

Afgelopen woensdag bezochten we Hoorn. We zouden een gerenoveerd boerderijtje bekijken ergens op het platteland. We zijn er nooit aangekomen omdat de bus slechts 1 keer per dag rijdt. Dus hebben we er maar een dagje Hoorn van gemaakt. 


20 aug 2009

Bij de pont in IJmuiden stond een groepje meiden. ‘Wat is die generatie toch lang’, dacht ik. Ze waren stuk voor stuk minstens 1.80 m. Toen ik in 2002 mijn vriendin I. in Amerika bezocht, viel het me al op dat de mensen die ik ontmoette, moesten bukken om mij te begroeten. Ik voelde me voor het eerst van mijn leven een dwerg. 

Tijdens het verhuizen kwam ik de complete Modermismen tegen van Kees van Kooten. Af en toe lees ik een stukje om mijn buikspieren te trainen. Ik moet er hardop om lachen. Hij schrijft ook over de lengte van onze en de nieuwe generatie.

– Een vader die 1.68 m mat, ontleende daar nog ruim voldoende gezag aan en het sprak vanzelf dat het gezinshoofd levenslang de langste bleef.- 

En over vroeger,

– Als ik het mij goed herinner, mocht je toen met een lengte van 1.63 m al bij de politie. Meisjes moesten daarvoor minimaal 1.59 m meten, maar zulke lange slierten zag je maar zelden. Ga maar na: Brigitte Bardot was destijds 1.51, Simone Signoret mat 1.48 en Edith Piaf haalde, op hoge hakken, krap 98 centimeter-

Nu racisme niet meer bestaat (op MTV gaan er net zoveel real life soaps over steenrijke blanken als zwarten. De laatsten voornamelijk rijk geworden in de rapindustrie) is discriminatie verlegd naar andere zondebokken: kleine mannen. Jonge miljonairs worden op tv geholpen met het zoeken naar de juiste partner door een gebotoxte bitch. Ze interviewt dames terwijl de heren achter een éénrichtingsspiegel meekijken. De ene miljonair is mooie zwarte man, de ander een klein blank ventje. De bitch zegt: ‘Ik heb een man in de aanbieding, miljonair met een fantastisch huis en een eigen bedrijf. Hij is zwart, is dat een probleem’ Nee, hoor, helemaal niet. De ander miljonair enzovoorts, hij is 1.78 m. Gedverdemme, nee dat trekken de dames niet. En dat is iets wat je met al het geld in de wereld niet kunt veranderen, je lengte. Die golddiggers waren zelf natuurlijk allemaal zo’n 1.85 m.


20 aug 2009

Je kunt niet verwachten dit je binnen drie maanden een nieuwe woning hebt gevonden die voldoet aan al je eisen. HS is vooral gecharmeerd van bouwvallen en opslagruimte terwijl ik een prettig huisje voor ogen heb in een mooie omgeving. Via Woningnet zoek ik een eenvoudige benedenwoning met tuin in Amsterdam. Ik kan de katten niet op een flatje zetten. HS heeft soms wel 2 nieuwe ideeën per dag. Zo wilde hij afgelopen zaterdag in IJmuiden gaan zoeken. Op internet zagen we aardige pandjes maar het leek me verstandig eerst de sfeer in die stad te snuiven.  We namen de vleugelboot die je in een klein half uurtje naar IJmuiden draagt. De omgeving was precies zo lelijk als ik me altijd had voorgesteld. De buurtjes met uitsluitend laagbouw hadden iets armoedigs, een beetje de Schilderswijk in Den Haag in de jaren 60. Wij konden geen stadskern vinden. Wel een winkelcentrum waar afgekeurde Hell’s Angels met hun bejaarde groupies rondhingen. Bovendien is de omgeving ook zeer onaantrekkelijk. Om een uur of 17.00 uur kwam de stank van zwavel onze neuzen in. Dat deed de deur dicht. 

HS had nu iets op het oog in Alkmaar en Zuid-Frankrijk. Ik merk het wel.


10 aug 2009

Zolang ik in deze fantastische straat woon, is het hier een lawaai van jewelste. Er zijn huizen gesloopt, gebouwd, er is een tram aangelegd (een wonder van techniek maar wat er allemaal bij komt kijken. Helse machines die een enorme herrie voortbrengen. Overal in de straat staan de onvermijdelijke groepjes gepensioneerde mannen met de handen op de rug die naar werkzaamheden kijken) en er zijn ook nog een paar pandjes de lucht in gegaan. gaslek  Sinds vorige maand worden de huizen naast ons gepulst. In één moeite door graaft men er ook kelders. Het klinkt of het werk met de hand wordt gedaan, van 8-tot 16.00 uur is men bezig met een pneumatische boor. Alleen tussen 12.30 en 13.00 uur is het rustig, schafttijd. Ik heb het gevoel of ik al 13 jaar op een bouwplaats woon. De straat wordt steeds chiquer, alcoholisten en heroïnehoertjes zijn dood of weggejaagd naar een ander deel van de stad. 

Toen HK hier kwam wonen, in 1985, was het de afvoerput van Amsterdam. HK werd regelmatig aangesproken door junkiedames die op hakken waggelend over de rijweg liepen. ‘Schat, ga je mee?’ Hk: ‘Sorry, ik moet werken.’ Aan het begin van de Czaar Peter stond een groepje biero’s dat elke langsfietsende vrouw voor Hoerrr! uitschold, en alle mannen voor Homo’s! Dat waren de enige termen die in hun aangetaste hersens naar boven kwamen drijven. Toch werd er geprotesteerd bij de aanleg van de tram. De straat werd door oude bewoners symbolisch ten grave gedragen onder het motto: vroeger was alles beter. Toevallig hebben wij vroeger meegemaakt, het was een armoedig zootje maar daar geven sommige mensen de voorkeur aan. Een oude kennis die hier verderop woont, schreeuwt altijd naar de bewoners van de nieuwbouw: Kapitalistische yuppen! Ongelofelijk dat er nog altijd mensen zijn die blijven geloven in het communistische systeem. 

Laatst verscheen er een nieuwe alcoholist in de straat. Hij komt meestal op vaste tijden langs, 19.00 uur ’s avonds en schreeuwt: ‘Ik weet wat vriendschap is!’ Ik heb de neiging om terug te schreeuwen: ‘Vriendschap is ophouden met drinken!’ En HS en ik passeerden zaterdag een oudere Surinaamse man die dreigend zei: ‘Ik heb vandaag een hele korte lontje.’ Ik wilde zijn grammatica nog verbeteren maar zag er toch maar vanaf. We hebben geleerd deze mensen vooral niet in de ogen te kijken. 


12 sept2009

Het herenhuis in Limburg bleek een bouwval te zijn. Wèl met een enorme lap grond erachter die veel waard zou zijn. I. die ons helemaal naar het zuiden gereden had keek mij veelbetekenend aan toen de makelaar het interieur toonde. ‘Dat wordt een 100-jaren plan’, fluisterde hij. De parketvloer op de begane grond was gewoon zeil met een motiefje. Overal zag je vochtplekken, de plinten zaten los van de muur, de deurposten waren half vergaan. 

De 1ste verdieping was, vreemd genoeg, enigszins opgeknapt, waarschijnlijk voor de foto om kopers te lokken. Muren en plafonds waren wit geschilderd, de badkamer was netjes geïnstalleerd maar toch bood het geheel een armoedig aanzicht. De zolder was een drama, je kon door de dakpannen de blauwe lucht zien. Want het was wel prachtig weer. De zogenaamde stallen hadden geen dak, de vloeren bestonden uit aangestampte aarde. De mooie tuin rechts van het pand hoorde er niet bij. Terwijl elk normaal mens terugdeinst bij het zien van het krot, wordt HS juist enthousiast. Hij kan er namelijk zijn ‘spullen’ kwijt.

Later op de dag betraden we, voor een plaspauze, het cafeetje aan de overkant. De uitbater wist wel het één en ander over het herenhuis te vertellen. Hij was oud genoeg om zich te herinneren dat NSB-ers tijdens de oorlog, alle waardevolle spullen uit het huis haalden. Kostbaar porselein enzo. Ik zag het voor me. Ratachtige types met als hoogste doel andermans bezittingen naar hun hol slepen. ‘Bij zware regenval’, zei de man, ‘loopt al het water onder de deur het pand in.’ Dat had de makelaar ons niet verteld. Er liep een vaste klant de tent binnen. Een klein menneke met een snor. Hij hoorde dat wij op huizenjacht waren, dat HS kunstenaar was en zei met vet Limburgs accent: ‘Er staat een boerderij te koop aan de andere kant van de stad. Van een kunstenaar die vastzit wegens dubbele moord.’

Wordt vervolgd


12 sept 2009

De stamgast tekende op een papiertje hoe we het beste naar de boerderij konden rijden. HS is opgeleid als beeldhouwer maar heeft in het verleden ook ijzer gesmeed. Volgens de uitbater kwam er mèt de boerderij ook een smederij. Perfect! ‘Bovendien’, zei het menneke,’komen er duizenden auto’s per dag langs. Goed voor de klandizie.’ Duizenden auto’s, ik fronste mijn wenkbrauwen, en welke klandizie?  Gingen we nu langs een snelweg wonen in een huis van een moordenaar die waarschijnlijk volgens Nederlands recht over 6 jaar weer op vrije voeten zou zijn? En iets verkopen langs de weg? Ik had het gevoel dat dit een kant op ging die me helemaal niet aanstond. 

HS had zich al aan me geërgerd. Hij vond me bij voorbaat negatief. Neem nu het vervallen herenhuis. Het dak, de vloeren, plinten enzovoorts waren toch details. En sinds wanneer had ik verstand van techniek? HS zelf had toch een veel betere kijk op dat soort zaken. 

I. stond aan mijn kant maar tegenover HS hield hij zich op de vlakte. Terwijl ik een medestander nodig had. Iemand die luid en duidelijk zou zeggen, HS dit is gekkenwerk. ‘Laten we maar even naar die boerderij gaan kijken’, zei I, die ook van het harmoniemodel is. ‘We komen hier toch niet meer terug’, fluisterde hij vals tegen mij. Ik sloeg mijn ogen ten hemel en we stapten in de auto. Rechtdoor, rechtsaf, na 4 stoplichten weer rechtsaf en dan is het tegenover het benzinestation. Op de hoek van de drukke verkeersweg zagen we de, het plaats delict. Hier had die zogenaamde kunstenaar twee mannen aan zijn mes geregen. Langs het oude huis, dat eigenlijk uit meerdere gebouwen bestond met middenin een binnenplaatsje, had de man een grote expositieruimte gebouwd. Het was niet helemaal af. Hij was natuurlijk geïnterrumpeerd door de politie die hem in de boeien sloeg. 


Op de grond lagen twee plantjes en een kaarsje waarschijnlijk bedoeld ter nagedachtenis aan de slachtoffers. Aan de zijkant van de nieuwbouw lagen stapels oud hout waarover een grote boktor rende. Het hout was aangevreten door houtworm. Ik kreeg een onbehaaglijk gevoel en wist zeker dat ik hier nooit van mijn leven zou gaan wonen. Opeens was ik de mannen kwijt. Mijn God, zou de geest die I. achter de gordijntjes in het herenhuis had waargenomen, nu al hebben toegeslagen? Toen ik nog eens goed om me heen keek, zag ik ze allebei in de bosjes wateren. Ik liep alvast naar de auto want ik wilde naar huis. Wat deed ik hier in godsnaam?


I. reed in een bestelbusje met plaats voor ons drieën op de voorbank. HS zat in het midden en viel al snel in slaap. De narcolepsie veroorzaakt niet alleen slaperigheid maar ook hallucinaties. Wij probeerden een bordje te vinden dat ons uit het stadje zou dirigeren. We zagen Sittard en Heerlen maar niet Weert of Eindhoven. Het leek wel of we rondjes bleven rijden. Op een geven moment bevonden we ons binnen de stadsgrenzen van Heerlen. Nergens werd Weert aangegeven. We zochten wel een half uur naar de juiste bewegwijzering. Tenslotte vroeg I. de weg aan een Marokkaanse Limburger. Via een parallelweg zaten we eindelijk in de juiste richting. We reden langs een bord waarop EINDHOVEN stond een een pijl rechtdoor. Hè, hè, ik kon achterover zakken en de Flair gaan lezen die op het dashboard lag. Ik zag aan I’s gezicht dat hij ook aan het einde van zijn latijn was. Het was nu een kwestie van rechtdoor rijden. Er daalde een weldadige rust over ons. 

HS zat af en toe in zijn dromen te schokschouderen en te stoten met z’n ellebogen. Een gevecht tegen imaginaire vijanden. Hij brabbelde wat: ‘Welkom in België.’ Zwijgend reden we verder. ‘Waarom zitten we in België? ‘, vroeg HS. ‘We rijden richting Eindhoven, naar huis’, zei ik geduldig. Het viel me wel op dat we langs een hele saaie weg reden. Alle bomen hadden dezelfde hoogte, het wegdek werd steeds slechter. En… elke auto had een wit nummerbord met rode letters. HS had gelijk, we zaten in België. Brussel was dichterbij dan Amsterdam. Hoe was dat nu weer gebeurd? 

I. keerde bij de eerste de beste afslag. Een half uur later reden we opgelucht Nederland binnen. Toen we Heerlen passeerden zei I, onze chauffeur:’Zag je dat? Die spookvrouw uit het Psychohuis vloog zo het raam uit. We zijn verlost.’ En inderdaad, ik zag haar witte, wapperende jurk verdwijnen in het glooiende landschap.

Thuis gekomen trok ik me terug en overdacht waarom ik me zo opgefokt voelde. Het was de afhankelijkheid van anderen, realiseerde ik me. En het daarmee gepaard gaande gebrek aan controle waar ik allergisch voor ben. Ik besloot mijn eigen plan te trekken. 


25 okt 2009

‘Ik dacht dat jij niet op IJburg wilde wonen.’ 

‘Juist wel, dat was toch ons oorspronkelijke plan, als jij je huis verkocht had, huren we een woning op IJbrug voor een jaar.’ 

‘Jij communiceert ook slecht.’ 

‘Ja, omdat jij de ene keer naar Zuid-Limburg wil, dan naar Luxemburg, Groningen, Almere, Zaandam. Cyprus heb ik voorbij horen komen.’ 

‘Niet overdrijven. Dus je vindt die steigerwoningen wel wat?’ 

‘Ik zeg: doen.’

17 okt 2009

Ik onderschat de stress die onzekerheid veroorzaakt. Ik merk het pas als ik op de bank in slaap val en met bonzend hart wakker word. Ik bedenk dan wat ik allemaal nog moet doen terwijl we over een maand moeten verhuizen. En nog niet weten waarheen. Mijn huis, de tuin, mijn werk. Kan de vakantie nog wel door gaan want als ik ergens behoefte aan heb, is het aan flaneren over de boulevard van Madeira. Het zwaarst, in dit soort situaties, is als je geen actie kunt ondernemen. What to do, what to do? Alvast verhuisdozen halen bij de Praxis? Dat heb ik één keer gedaan, 5 dozen vervoeren met het openbaar vervoer. Een nachtmerrie. Even googlen, bezorgen van 50 verhuisdozen, met gratis bubbeltjesspul en plakband. Redelijke prijs en ik kan alles alvast zaadklaar maken zodat de verhuisjongens, op de grote dag, de rest kunnen doen. 


HS leest een krantenartikel uit 1949 waarin vermeld wordt dat de burgemeester van Landsmeer gearresteerd is. Het bijna vergane stukje papier hangt aan de muur op zolder. Even op internet opzoeken waarom de man is opgepakt. Ja hoor, fout in de oorlog. Met dat gegoogel ben je zo weer een paar uur verder. Ik weet nu alles over Landsmeer

20 okt 2009

Gisteren bekeek ik een woning aan de Jozef Israelskade. Een mooie omgeving, prachtig uitzicht, weinig verkeer. De woning was minder. Drie hokjes, klein keukentje en douche, volkomen kaal. Wèl een grote tuin maar op het noorden dus erg donker. Bovendien staat er een rij grote bomen rechts die elk eventueel licht wegnemen. Tuin verder, uiteraard, geheel betegeld. Ik sta nummer 13 maar er kwamen maar weinig mensen opdagen. De meeste vertrokken ook gelijk. Ik heb de woning, in principe, geaccepteerd. Nu maar afwachten of ik hem krijg. 

14 okt 2009

Ik betrapte een zakkenroller op de Dappermarkt, op heterdaad. Het was eigenlijk een hele zielige man. Hij stond aan een stalletje zogenaamd geïnteresseerd naar de uitgestalde waren te kijken. Tegelijkertijd liet hij zijn hand in de tas van de dame naast hem zakken. Eerst dacht ik, Horen ze bij elkaar? Maar toen hij wegliep besefte ik te maken te hebben met een pickpocket waarvoor via speakers op de markt gewaarschuwd wordt. Beware of pickpockets. Ik gelijk erop af (ik lijk mijn moeder wel). ‘Mevrouw, er zat een kerel in uw tasje te graaien.”Ik vermoedde al zoiets, maar ik heb nog alles’, zei ze. Daarna volgde ik de sjofele kerel die naar een vers slachtoffer zat te loeren. ‘Ik zag wel wat u deed’, zei ik tegen de verbouwereerde man, ‘u moet van andermans spullen afblijven.’ Ik trok met mijn wijsvinger mijn onderooglid naar beneden en zei: ‘Ik houd u in de gaten.’ Ik blufte natuurlijk want ik was niet van plan de man de rest van de dag te blijven volgen. Maar dat wist hij niet.

16 nov 2009

Keurig’, zei de verhuizer tevreden toen hij vanmiddag op mijn verdieping langs kwam om te checken hoe ver ik was met inpakken. ‘Dit is de bedoeling’ en tegen HS: ‘U heeft nog niet veel gedaan, hè, meneer S.’ HS gelijk beledigd. ‘Jawel, ik heb al een aantal dozen gevuld.’ ‘Dan heb ik zeker niet goed gekeken’, zei de verhuizer professioneel. 

Ik weet niet waar HS ze vandaan haalt, de scharrelaars die hem soms komen helpen met grote klussen. Gisteren kwam er een mannetje langs dat bij mij aanbelde en riep: ‘Meneer S. ligt zeker nog in een coma?’ ‘Ik maak hem wel even wakker’, riep ik terug. Even later hoorde ik gesleep in de winkelruimte. De scharrelaar is al 25 jaar bezig met het opknappen van een boot zonder dat je vooruitgang ziet en kan HS’ spullen goed gebruiken. Ach, het is een ziekte. You can’t change what you don’t acknowlegde, nietwaar. Verder geen kwaad woord over de goede ziel.

Als je, zoals wij, een aantal maanden in een onzekere woonsituatie zit, krijg je last van bewustzijnsvernauwing. Het is net als bij een verbouwing, er komt geen einde aan. Altijd word je overvallen door onverwachte tegenslagen. Het is funest voor je relatie. ‘Had HS zijn pandje maar niet verkocht’, dacht ik laatst. Maar dat was ook geen optie. Ik hoop maar dat er iets moois uit voortvloeit. HS, de eeuwige optimist, zegt altijd: ‘Het komt wel goed.’ Ja, maar niet vanzelf, je moet er keihard voor werken. Dozen vullen! Terwijl ik nog zo ziek ben als een Mexicaanse hond.

Bob is gezond en wel op zijn logeeradres gearriveerd.


30 dec 2009

Ik liep maandag door de Czaar Peter langs het oude pand. Helemaal leeg. Waar word je nu zo gek van? Van de opeenhoping van frustraties. Als een zeker persoon zijn gezond verstand had gebruikt, was al die ellende niet nodig geweest. Ik vind het heel moeilijk om niet voortdurend boos rond te lopen. De gemakzucht en gebrek aan realiteitszin zijn gekmakend. Ik heb al mijn gevoel voor humor verloren. Toen ik naar Madeira vertrok en HS achter liet zeiden mijn collega’s: ‘Gaat dat wel goed?’ Mijn reactie: ‘Hij heeft het 50 jaar zonder mij gered dus… ‘Wat ben jij nuchter’, zeiden ze. Je moet het op een gegeven moment loslaten. Maar alles is fout gegaan wat fout kon gaan. En alleen door ingrijpen van anderen is alles goed gekomen. 

Ik blijf maar boos. HS moest naar de bank om rekeningen te betalen. ‘Ik heb geen strippenkaart’, zei hij, als een kleuter. Ik ben maar weggelopen. 

Ik heb een woord nodig dat mij kalmeert.


Adam Curry

  Van dj tot Covid-deskundige Weet je nog wel, Adam Curry. Die schijnt de eerste geweest te zijn die een podcast begon. Een pionier. Nu zie ...